In het kader van de strijd tegen de fiscale fraude was het noodzakelijk dat het artikel 22 van de wet van 24 december 2002 werd uitgebreid. Een loutere verwijzing naar de OESO-landen is niet meer voldoende. De uitbreiding van artikel 22 van hogervermelde wet houdt in dat er geen voorafgaande beslissing mag gegeven worden wanneer het betrekking heeft op verrichtingen of situaties die gelinkt worden aan de lijst van Staten zonder of met een lage belasting die zijn opgenomen in het koninklijk besluit waarnaar artikel 307, § 1/2, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 verwijst, met uitzondering van de landen waarmee een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting werd gesloten en op voorwaarde dat deze overeenkomst of enig ander verdrag in de uitwisseling van inlichtingen voorziet die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van de nationale wetten van de overeenkomstsluitende staten.
De internationale dimensie van een deel van de fraude rechtvaardigt een verlenging van de aanslagtermijn, wanneer in een land opgenomen in de lijst van staten zonder of met een lage belasting bedoeld in artikel 307, § 1/2, derde lid, WIB 92, met uitzondering van de landen waarmee een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting werd gesloten en op voorwaarde dat deze overeenkomst of enig ander verdrag in de uitwisseling van inlichtingen voorziet die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van de nationale wetten van de overeenkomstsluitende staten, de belastingplichtige gebruik maakt van juridische constructies die ertoe strekken de herkomst of het bestaan van het vermogen te verhullen. Deze zaken kenmerken zich immers door een grote complexiteit en ook is vastgesteld dat vermogens lange tijd verborgen kunnen blijven in het buitenland. Het is aanbevolen om de aanslagtermijn te verlengen tot 10 jaar, gelijk aan de gemeenrechtelijke verjaringstermijn.
Vroeger was het zo dat in het kader van een controle het recht om derden te horen en om een onderzoek in te stellen slechts mocht worden uitgeoefend door een ambtenaar met een hogere titel dan die van attaché. Artikel 322, § 1, WIB 92, werd zo aangepast dat het recht om derden te horen of een onderzoek in te stellen kan worden uitgevoerd door elke ambtenaar die voorzien is van zijn aanstellingsbewijs. Maar niet alle ambtenaren binnen de administratie kunnen controletaken uitoefenen en in dit kader dus gemachtigd worden om derden te horen of een onderzoek in te stellen: de beoogde ambtenaren zijn deze met een functie van minimum financieel deskundige.
Het recht om het UBO-register te consulteren mag slechts worden uitgeoefend door een ambtenaar met een hogere titel dan die van attaché.
‘Strafrecht: recente ontwikkelingen met een impact op het ondernemingsstrafrecht’ (een van de twee ochtendsessies door Prof. dr. Joachim Meese) en ‘Fiscaal strafrecht: knelpunten rond fiscale regularisatie en witwassen’ (een van de twee namiddagsessies door mr. Patrick Waeterinckx, mr. Jacques Vandeuren, mr. Ruben Van Herpe en mr. Gerd D. Goyvaerts) tijdens de Themadag ‘Ondernemingsstrafrecht’ (4 apart te volgen sessies).
Elke deelnemer aan de Themadag ontvangt het ‘Wetboek Ondernemingsstrafrecht – 2019’ (uitgave Larcier ter waarde van € 80), dat met meer dan 700 blz., een perfecte actuele documentatie is voor iedereen die met een of meerdere aspecten van het ondernemingsstrafrecht wordt geconfronteerd.
Op donderdag 4 juli 2019 is ‘Aansprakelijkheid’ het thema van de tweede dag van de Zomeracademie Larcier, die georganiseerd wordt in samenwerking met LegalNews.be.
Een van de 4 sessies is ‘De strafrechtelijke aansprakelijkheid van de rechtspersoon’ door Prof. dr. Joachim Meese (hoofddocent Universiteit Antwerpen, advocaat).
De andere 3 sessies (telkens boek inbegrepen) zijn:
Bron: LegalNews.be