Brussel, 11 augustus 2022 – In de eerste zeven maanden van 2022 hebben Belgische werknemers opnieuw meer vakantie genomen dan tijdens de voorbije twee coronajaren: 5 % van alle werkbare uren. Toch blijven we zuiniger omspringen met onze vakantiedagen dan vóór corona. De grootste stijging van het aantal opgenomen vakantiedagen is terug te vinden bij de jongere werknemers tussen 25 en 30 jaar oud. Die categorie, vaak jonge ouders, talmen opnieuw minder lang om vakantie te nemen. Dat stelt hr-dienstenleverancier Acerta vast op basis van de werkelijke geregistreerde uren vakantie van de voorbije vier jaar van ruim 260.000 werknemers actief bij meer dan 40.000 werkgevers in België. Opvallend: de bouwsector neemt weer vakantie net zoals vroeger.
De voorbije twee jaar ging het opnemen van vakantie op het ritme van de coronamaatregelen. Nu, halfweg in de zomervakantie van 2022, blijkt vakantie terug te normaliseren: 5 % van de werkbare uren voor de periode januari-juli staat geregistreerd als vakantie, het is een verdere stijging naar het niveau van vóór corona. Het geeft aan dat werknemers in de periode januari-juli weer meer vakantie namen dan de voorbije coronajaren het geval was, maar wel nog steeds minder dan vóór corona (in 2019). Toen werd een vakantieaandeel van 5,2 % gehaald, 2022 blijft dus nog 0,2 % onder wat we kunnen beschouwen als het “normale” gemiddelde.
Figuur 1: vakantieaandeel werkbare uren in % voor jan-juli 2022 + verhouding tot 2019, 2020, 2021
Marijke Beelen, experte vakantie bij Acerta Consult: “Juli is de populairste vakantiemaand, de cijfers per eind juli geven ons dus al een goed beeld van hoe werknemers dit jaar met hun vakantie omgaan. Ook de volgende maand augustus wordt nog een maand met veel vakantie. Daarna zullen de vakantie-uren afnemen, om weer te pieken in december. Omdat zoals elk jaar ook dit jaar op 31 december alle wettelijke vakantie van 2022 zal moeten zijn opgenomen, raden we werkgevers en werknemers aan om tijdig het saldo van vakantie in te plannen, zeker voor de populaire periode van de kerst- maar ook van de herfstvakantie.”
Meestal is de groep van jongste werknemers het langst zuinig met vakantie, dat is in 2022 niet anders. Maar we zien bij de groep tussen 25 en 35 jaar voor dit jaar wel merkelijk meer animo om vakantie niet uit te stellen: tegenover vorig jaar ligt het aantal vakantie-uren van de 25 à 29-jarigen opmerkelijk hoger (+10,3 %). Behalve de categorie 60 tot 64-jarigen, blijven alle werknemers wel nog zuiniger met vakantie omspringen dan in 2019, pre-corona.
Figuur 2: vakantieaandeel werkbare uren in % voor jan-juli 2022, per leeftijd + tegenover jaar eerder en pre-corona
Marijke Beelen: “In die leeftijdscategorie, waar ook de meeste ouders van jonge kinderen zullen zitten, hebben ze niet gewacht om vakantie te nemen. Wat te begrijpen is na twee jaar van zomermaanden waar corona als een zwaard van Damocles bleef boven hangen. Toen wachtten mensen af, nu profiteren ze snel van de nieuwverworven vrijheid, want je weet maar nooit ...”
Als we naar het aantal vakantie-uren kijken, dan steekt één sector erbovenuit: de bouw. Daar was de voorbije eerste jaarhelft 8,8 % van de werkbare uren vakantie, een merkelijk hoger aandeel dan het gemiddelde van 5,0 % en een benadering van het pre-coronapercentage van 2019.
Figuur 3: vakantieaandeel werkbare uren in % voor jan-juli 2022, bouwsector + tegenover jaar eerder en pre-corona
Marijke Beelen: “In de bouwsector is het nu, in 2022, weer ‘vacation as usual’. Dit is dan ook de sector waarin vakantie collectief wordt afgesproken. Die afspraak houdt weliswaar geen verplichting in, maar wordt wel goed opgevolgd. Het is voor deze sector immers heel moeilijk als elk over de eigen vakantie zou beslissen, want zowel binnen als tussen bouwbedrijven zijn de activiteiten heel sterk aan elkaar gelinkt. Vandaar dat we hier sneller een normalisering zien: iedereen in de sector volgt dezelfde lijn.”
De verzamelde gegevens zijn gebaseerd op de werkelijke gegevens – geregistreerde uren vakantie voor 2019, 2020, 2021 en voor 2022 t.e.m. 31 juli – van een set van 260.000 werknemers in dienst bij meer dan 40.000 werkgevers uit de private sector, waartoe zowel kmo’s als grote ondernemingen behoren.