Het btw-regime van toepassing op dienstencheques ...

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Belasting over de toegevoegde waarde publiceerde op 11/07/2022 de circulaire 2022/C/66.

Deze circulaire, die beslissing nr. E.T.105.675 van 30.09.2003 vervangt, heeft tot doel het btw-regime dat van toepassing is op dienstencheques te verduidelijken.


Inhoudstafel

1. Systeem van dienstencheques

2. Btw-gevolgen van de uitgifte en het gebruik van dienstencheques

2.1. Uitgifte van dienstencheques

2.2. Betaling door de gebruiker (begunstigde) van diensten door middel van dienstencheques

1. Systeem van dienstencheques

Dienstencheques zijn ingevoerd bij de wet van 20.07.2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen (BS 11.08.2001). De uitvoering van deze wet wordt geregeld door een koninklijk besluit van 12.12.2001 betreffende dienstencheques.

Artikel 2, eerste lid, 1°), van voornoemde wet definieert de dienstencheque als 'het betaalmiddel uitgegeven door een uitgiftebedrijf, waarmee de gebruiker, met de financiële steun van de Staat in de vorm van een consumptiesubsidie, een prestatie van buurtwerken of -diensten kan vergoeden die door een erkende onderneming wordt geleverd.'

In 2014 werd, naar aanleiding van de zesde staatshervorming, de materie van de dienstencheques geregionaliseerd.

Het economisch circuit waarin dienstencheques worden gebruikt, kan als volgt worden samengevat:

De gebruiker is een natuurlijke persoon die voor privédoeleinden beroep doet op een bedrijf dat is erkend door het gewest waar zijn hoofdverblijfplaats zich bevindt. Aldus is het bijvoorbeeld niet mogelijk om met dienstencheques te betalen voor het schoonmaken van de lokalen van een onderneming.

De uitgevende onderneming wordt door de bevoegde gewestelijke autoriteit aangewezen door middel van een aanbesteding. In het Waalse Gewest, het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is de onderneming Sodexo aangewezen om de dienstencheques uit te geven, af te leveren en terug te betalen.

De erkenningsaanvragen worden beheerd door 'le Service Public de Wallonie' (in het Waalse Gewest), de dienst Werk en Sociale Economie (in het Vlaamse Gewest) en 'le Service Public régional Bruxelles Economie et Emploi' (in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest).

Wat de diensten betreft die onder het regime van dienstencheques vallen, bepaalt artikel 2, 3°, van de wet van 20.07.2001 dat de draagwijdte van de activiteiten die onder het regime van dienstencheques vallen, door de Koning wordt bepaald. Overeenkomstig artikel 1, 2°, van het koninklijk besluit van 12.12.2001 zijn de buurtdiensten die onder de wet vallen, zonder onderscheid voor de drie gewesten van het land, de volgende:

- Activiteiten in de woonplaats van de gebruiker: schoonmaken van de woning, met inbegrip van ramen, wassen en strijken, occasioneel klein naaiwerk, bereiden van maaltijden. Activiteiten in de woonplaats van de gebruiker omvatten niet de diensten die worden verricht voor een persoon die verblijft in een collectief verblijf dat accommodatie en bepaalde diensten verstrekt, met name zorg of bijstand en catering.

- Activiteiten die buiten de woonplaats van de gebruiker worden uitgevoerd: huishoudelijke boodschappen, begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit, strijken (met inbegrip van het herstellen van te strijken kleding).

De overheidssubsidie zorgt ervoor dat de kosten van de dienst voor de particulier - die de dienstencheques tegen een lagere prijs verwerft - worden verlaagd, en wordt aldus geacht particulieren aan te moedigen om gebruik te maken van dienstverleners. De onderliggende doelstelling van het systeem is dan ook het creëren van werkgelegenheid en het tegengaan van zwartwerk.

2. Btw-gevolgen van de uitgifte en het gebruik van dienstencheques

2.1. Uitgifte van dienstencheques

De uitgifte, door een erkend uitgiftebedrijf, van een dienstencheque betreft een verkoop van een betaalinstrument. Het gaat niet om een handeling die aan de btw onderworpen is (Parlementaire vraag nr. 1259 van de heer Paque van 17.03.2003).

2.2. Betaling door de gebruiker (begunstigde) van diensten door middel van dienstencheques

De diensten die door de begunstigde ervan kunnen worden betaald door middel van dienstencheques, zijn diensten beoogd door artikel 18, § 1, van het Btw-Wetboek. Een dienst die wordt verricht door een belastingplichtige die handelt in het kader van zijn economische activiteit, en waarvoor de tegenprestatie door de natuurlijke persoon (dienstontvanger) wordt betaald door middel van dienstencheques, valt aldus binnen het toepassingsgebied van de btw.

Diensten die betaald worden via dienstencheques zijn echter vrijgesteld krachtens artikel 44, § 2, 2°, van het Btw-Wetboek. Artikel 44, § 2, 2°, van het Btw-Wetboek luidt als volgt:

'§ 2. Van de belasting zijn eveneens vrijgesteld : […] 2° de diensten en leveringen van goederen die nauw samenhangen met maatschappelijk werk, met de sociale zekerheid en met de bescherming van kinderen en jongeren en die worden verricht door publiekrechtelijke lichamen of door andere organisaties die door de bevoegde overheid als instellingen van sociale aard worden erkend.

Worden met name bedoeld : […] de instellingen voor gezinshulp;[…]'

Onder 'gezinshulp' moet worden verstaan zowel de eigenlijke hulp in het huishouden verricht door derden als de hulp aan bejaarden en alle andere diensten verstrekt door diensten voor gezinshulp (Btw-Commentaar, boek II, hoofdstuk 9, afdeling 9, punt 3.).

De buurtdiensten bedoeld in de wet van 20.07.2001 vormen diensten van gezinshulp in de zin van artikel 44, § 2, 2°, van het Btw-Wetboek. Is aldus vrijgesteld van de btw, de dienst die:

- wordt bedoeld in de wet van 20.07.2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen en derhalve onder de materiële werkingssfeer van artikel 44, § 2, 2°, van het Btw-Wetboek valt (strijkdiensten, schoonmaak van de woning,… ten gunste van een particulier); en

- wordt verricht door een vennootschap die beschikt over de erkenning 'dienstencheques' toegekend door de bevoegde overheid en die zo onder de personele werkingssfeer van artikel 44, § 2, 2°, van het Btw-Wetboek valt.

Opmerking

Bijzondere aandacht wordt gevestigd op het geval waarin de erkende dienstverlenende vennootschap de begunstigde een extra vergoeding aanrekent bovenop de levering van één of meer dienstencheque(s). De huidige wetgeving inzake dienstencheques vermeldt momenteel niets over het aanrekenen van extra vergoedingen aan gebruikers van het dienstenchequesysteem. Het kan bijvoorbeeld gaan om administratieve kosten of reiskosten. Deze kunnen per werkuur of op jaarbasis worden gefactureerd.

Valt de door de dienstverrichter gefactureerde toeslag onder de vrijstelling van artikel 44, § 2, 2°, van het Btw-Wetboek of is deze onderworpen aan de btw?

Ten eerste, wat betreft het begrip 'één enkele dienst' , '[…] zij eraan herinnerd dat volgens de rechtspraak van het Hof wanneer een handeling uit een reeks elementen en handelingen bestaat, rekening dient te worden gehouden met alle omstandigheden waarin de betrokken handeling plaatsvindt, teneinde te bepalen of het voor de toepassing van de btw om twee of meer afzonderlijke prestaties dan wel om één prestatie gaat. […] elke handeling normaal gesproken als onderscheiden en zelfstandig moet worden beschouwd, en dat de handeling die economisch gezien uit één prestatie bestaat, niet kunstmatig uit elkaar mag worden gehaald omdat anders de functionaliteit van het btw-stelsel zou worden aangetast. Er is sprake van één enkele prestatie wanneer twee of meer elementen of handelingen die de belastingplichtige verricht voor de klant, zo nauw met elkaar verbonden zijn dat zij objectief gezien één enkele ondeelbare economische prestatie vormen, waarvan splitsing kunstmatig zou zijn. […] is er sprake van één enkele prestatie wanneer een of meerdere elementen moeten worden geacht de hoofdprestatie te vormen, terwijl andere elementen moeten worden beschouwd als een of meer bijkomende prestaties, die het fiscale lot van de hoofdprestatie delen. Een prestatie moet met name als bijkomend bij de hoofdprestatie worden beschouwd wanneer zij voor de klanten geen doel op zich is, maar een middel om van de hoofdprestatie van de dienstverrichter optimaal te kunnen gebruikmaken.' (arrest van 18.01.2018, Stadion Amsterdam CV, C-463/16, §§ 21-23).

Ten tweede, wat de tegenprestatie voor de dienst betreft die de maatstaf van heffing vormt, bepaalt artikel 26, § 1, van het Btw-Wetboek: 'Voor de leveringen van goederen en de diensten wordt de belasting berekend over alles wat de leverancier van het goed of de dienstverrichter als tegenprestatie verkrijgt of moet verkrijgen van degene aan wie het goed wordt geleverd of de dienst wordt verricht, of van een derde, met inbegrip van de subsidies die rechtstreeks met de prijs van die handelingen verband houden.'

Het Hof van Justitie van de Europese Unie preciseert voorts dat 'om een dienstverrichting als verrichting onder bezwarende titel te kunnen aanmerken, hoeft er enkel een rechtstreeks verband te bestaan tussen die verrichting en de door de belastingplichtige daadwerkelijk ontvangen tegenprestatie. Een dergelijk rechtstreeks verband bestaat wanneer tussen de verrichter en de ontvanger van de dienst een rechtsbetrekking bestaat in het kader waarvan over en weer prestaties worden uitgewisseld, en de door de dienstverrichter ontvangen vergoeding de werkelijke tegenwaarde vormt voor de ten behoeve van de ontvanger verrichte dienst' (arrest van 29.10.2015, Saudaçor, C-174/14, punt 32).

Uit het voorgaande volgt dat voor zover de door de dienstverrichter gefactureerde toeslag rechtstreeks verband houdt met de dienst waarop de wet van 20.07.2001 betrekking heeft en voor zover het doel ervan onlosmakelijk deel uitmaakt van de dienst van de dienstencheque, deze toeslag, op dezelfde wijze als de waarde van de cheque, de tegenprestatie vormt voor de dienst van de dienstencheque. Het gaat bijvoorbeeld om reiskosten van de huishoudhulp of administratieve kosten die hun oorsprong vinden in een toename van de salariskosten van de administratieve medewerkers van de dienstverlenende onderneming die de dossiers van de klanten beheren, die niet worden gedekt door het forfaitaire bedrag dat is samengesteld uit de nominale waarde van de cheque en de subsidie.

De volledige tegenprestatie die de dienstverrichter ontvangt voor de dienstverrichting bedoeld in de wet van 20.07.2001 is dan vrijgesteld, met inbegrip van de toeslag die de dienstverrichter bovenop de dienstencheque aan de begunstigde factureert.

Bron: Fisconetplus, juli 2022

Mots clés

Articles recommandés

Fiscale behandeling van roerende inkomsten: een onrechtvaardige belasting? Analyse en oplossingen

Dubai’s toenemende aantrekkelijkheid als crypto-vriendelijke bestemming

Algemene oriëntatie over btw in het digitale tijdperk