De Europese Unie overweegt serieus om invoerrechten in te voeren op Chinese elektrische auto’s, of een deel daarvan. De reden voor deze waarschijnlijke beslissing lijkt volledig gerechtvaardigd: als het waar is, zoals de EU zegt, dat deze auto’s worden gesubsidieerd door de Chinese autoriteiten, is het volgens de wereldhandelsregels normaal om hen te bestraffen met invoerrechten om zo mogelijk het evenwicht te herstellen met de Europese concurrenten van deze Chinese fabrikanten.
De schijnbare legaliteit van een dergelijke beslissing mag de nadelen ervan niet verhullen. Ten eerste leidt dit soort maatregelen, of ze nu gerechtvaardigd zijn of niet, altijd tot vergeldingsmaatregelen van het land dat zich als slachtoffer beschouwt. We kunnen dus verwachten dat China, zelfs als het in de fout is, ook invoerrechten zal instellen op Europese producten die zij zorgvuldig zullen kiezen. Dit zullen uiteraard producten zijn die regelmatig door China worden gekocht en die minder concurrerend zullen worden omdat er invoerrechten op zijn opgelegd. Dit zal natuurlijk leiden tot een verlies aan concurrentievermogen voor de Europese bedrijven die deze producten maken, en mogelijk tot baanverlies voor de Europese exporterende bedrijven.
Deze negatieve consequentie is niet de enige. Het is vanzelfsprekend dat de extra invoerrechten op Chinese elektrische auto’s de prijs daarvan voor Europese consumenten zullen verhogen. Dit is logisch en het is precies het doel van de maatregel. Met andere woorden, als een Europese consument nu een Chinese auto koopt, zal hij meer betalen, zelfs als het Chinese exportbedrijf er niets extra aan verdient. Dit betekent dus een verlies aan koopkracht voor de Europese koper.
ALS EEN EUROPESE CONSUMENT EEN CHINESE AUTO KOOPT, ZAL HIJ MEER BETALEN, OOK AL VERDIENT HET CHINESE EXPORTBEDRIJF ER NIETS EXTRA AAN.
Deze consument kan natuurlijk ook overstappen naar de Europese concurrenten van de Chinezen. Maar dit betekent nog steeds een verlies aan koopkracht voor de consument, omdat deze Europese auto’s duurder zijn. Daarom worden de betreffende invoerrechten ingesteld. Dus, noodzakelijkerwijs, zal de Europese consument de volledige of het grootste deel van de extra kosten van de auto dragen, of hij nu vasthoudt aan zijn wens om een Chinese auto te kopen of een Europese auto koopt.
Dit betekent dat de kosten van de maatregel in alle gevallen door de Europese consument zullen worden gedragen. Deze heeft weliswaar een mogelijkheid om deze kosten te vermijden. Dit bestaat er eenvoudigweg in om geen elektrische auto te kopen, of die nu Chinees of Europees is. Wanneer de prijs stijgt, is het logisch dat de consument zich afkeert van dit product. We weten dat, met uitzondering van bedrijfswagens, waarvan de verkoop in elektrische vorm kunstmatig wordt gestimuleerd door ons belastingstelsel, elektrische auto’s al geen significant succes kennen en door de consumenten ronduit worden gemeden.
De maatregel die Europa overweegt, hoe legitiem deze ook mag zijn vanuit juridisch oogpunt, dreigt daarom een van de andere doelstellingen van Europa, namelijk het aanmoedigen van Europeanen om meer elektrische auto’s te kopen, in gevaar te brengen. Het lijkt duidelijk dat het belasten van deze auto’s, en zelfs als het alleen om die uit China gaat, die momenteel economisch voordelig zijn, de vraag naar deze auto’s zal verminderen. Dit zal een extra reden zijn voor Europese bedrijven om te proberen benzine- of dieselauto’s te verkopen. Dit is waarschijnlijk niet waar de Europese bureaucratie van droomde …