Lage tewerkstellingsgraad? Ook omdat jongeren studies kunnen rekken tot hun 25e

Vaak worden de 55-plussers gezien als oorzaak van de lage tewerkstellingsgraad in België. Maar wat als het probleem eerder bij de jongeren ligt?

Eerst de cijfers en de concepten. De participatiegraad in België bedraagt 72 procent. Dat betekent dat 72 procent van de bevolking de actieve bevolking tussen 18 en 65 jaar aan het werk is. De werkloosheid bedraagt 5,6 procent. De delta, zijnde 22,4 procent van de actieve bevolking, is noch werkend, noch werkloos. Men noemt ze de inactieve actieve bevolking, of de inactieven.

Harder werkende ‘ouderen’

Vijftien jaar geleden was 59 procent van de actieve bevolking tussen 55 en 64 jaar inactief. Bijna twee op drie waren niet meer aan de slag. Om daaraan te verhelpen, werden beleidsmaatregelen genomen, zoals het inperken van brugpensioenen en vroegtijdig ontslag wegens herstructurering en het blijven begeleiden en controleren van werkloze ‘ouderen’.

Met succes. Anno 2023 is nog slechts 34 procent, of één op de drie, inactief. ‘Ouderen’ hebben dus een substantiële bijdrage geleverd in het verbeteren van de participatiegraad. De doelstelling is die op te krikken naar 80 procent van de bevolking. Daarin zijn vandaag enkel de provincies Oost- en West-Vlaanderen al geslaagd.

Luie jongeren?

Een totaal ander beeld zien we bij de jongeren. Vijftien jaar geleden was 44 procent van de 18- tot 24-jarigen inactief. Anno 2023 is dat 56 procent. Wat is er aan de hand?

Meer jongeren gaan naar het hoger onderwijs. Vijftien jaar geleden volgde 35 procent van de jongeren hoger onderwijs, nu is dat 52 procent. Wie onderwijs volgt, is statistisch inactief. Maar naast het stijgende aantal studenten door de democratisering van het onderwijs is er ook een kentering in de organisatie van het hoger onderwijs.

De baccalaureusopleiding, de opleiding voorafgaand aan het masterjaar, omhelst bijvoorbeeld 180 studiepunten. Tegen 60 studiepunten per jaar duurt de opleiding in theorie dus drie jaar. Maar studenten mogen vrij bepalen hoeveel en welke studiepunten ze in een jaar opnemen. Zo kunnen ze moeilijke vakken, zoals wiskunde of statistiek, gewoon meesleuren naar latere jaren. Waar men vroeger, voor de Bologna-akkoorden, geslaagd of niet geslaagd was, is nu de vraag hoeveel vakken je meesleept naar een volgende zitting.

De facto behaalt slechts 29 procent van de Vlaamse studenten het baccalaureaat in drie jaar. In de Franstalige Gemeenschap is dat slechts 19 procent. Het OESO-gemiddelde is 38 procent. Na zes jaar, dus het dubbele van de theoretische studietijd, behaalt respectievelijk 67 procent van de Vlamingen zijn of haar diploma, tegen 47 procent van de Franstaligen. De gemiddelde duur van een studie die theoretisch drie jaar duurt, is dus de facto ongeveer 4,5 jaar. Daar komt dan nog de masterperiode van één of twee jaar bij.

Grosso modo komen we dus aan een gemiddelde van zes jaar voor wie een masterdiploma behaalt. Men bereikt dan bijna de gezegende leeftijd van 25 jaar vooraleer men werkend of werkloos wordt, en zo voedt men de statistieken van de inactieven in de groep van 18 tot 24 jaar.

Het probleem ligt dus niet alleen bij de jongeren, maar ook bij het onderwijs. Daar wordt arbeidsethos en discipline niet hoog genoeg in het vaandel gedragen. En als het onderwijs daarin faalt, belooft dat weinig goeds voor de arbeidsmarkt.

Politieke moed

Cijfers op zich betekenen niets. Ze moeten geïnterpreteerd worden. Als de tewerkstellingsfetisj van 80 procent inhoudt dat wij onze jongeren richting arbeidsmarkt moeten duwen in plaats van ze te laten studeren, is dat misschien goed voor de kortetermijndoelstellingen, maar helemaal niet wenselijk in de toekomstige maatschappij, waar hoger opgeleiden veel beter aan de bak komen. Voor wie daaraan twijfelt, is hier nog een opmerkelijk cijfer: de participatiegraad van hoogopgeleiden bedraagt 85 procent, die van laagopgeleiden 47 procent.

De beste manier om mensen aan het werk te krijgen en ondernemers te voorzien van de nodige arbeidskrachten, is ze op te leiden. De lat in het onderwijs zo laag leggen met quasi onbegrensde spreidingen in de tijd is geen optie.

Het Belgische onderwijs is het meest tanende in Europa. Dat legt een hypotheek op onze toekomst. Twaalfjarige jongeren hebben anno 2023 het niveau van jongeren van elf jaar vijftien jaar terug. Als er één prioriteit is voor de volgende regeringen, dan is het onderwijs.

Dat is geen gemakkelijke klus, die politieke moed vergt, gezien onderwijs een bevoegdheid is van zowel de gemeenschappen, de gewesten als de provincies, met nog een federale restbevoegdheid. Demagogische beloften doen, zoals een minimumloon van 2.800 euro gekoppeld aan een vierdagenweek, is stukken gemakkelijker.

Mots clés