• FR
  • NL
  • EN

Meerwaardebelasting die voorligt, is om juridische problemen vragen

De helaasheid der dingen van een politiek fiscaal compromis is dat het gelobby noodzakelijkerwijs leidt tot allerlei vrijstellingen en gunstregimes. Het resultaat is een wettekst die zelden een Prix Goncourt wint en die wellicht juridisch aangevochten wordt.

Tegen de invoering van een meerwaardebelasting op aandelen rijst redelijk wat verzet. Daarbij wordt uit het oog verloren dat we in België al een meerwaardebelasting op aandelen hebben: wie meerwaarden op aandelen realiseert door het ‘abnormaal beheer van het privévermogen’ wordt onderworpen aan een belastingheffing van 33 procent.

Wat als ‘normaal’ of ‘abnormaal beheer’ moet worden beschouwd, is al jaren een pijnpunt. Dergelijke fiscale criteria horen eerder thuis in de praktijk van een psychiater en zijn een toonbeeld van slechte wetgeving. Toch blijft de belasting op meerwaarden afkomstig van abnormaal beheer van het privévermogen gewoon bestaan.

Volgens de plannen van de federale regering worden voortaan ook meerwaarden afkomstig van het normaal beheer van het privévermogen belast. Dat is opnieuw een bijzonder complex verhaal van belasten en niet belasten. De helaasheid der dingen van een politiek fiscaal compromis is dat het gelobby noodzakelijkerwijs leidt tot allerlei vrijstellingen en gunstregimes. Het resultaat is een wettekst die zelden een Prix Goncourt wint. Met de nieuwe meerwaardebelasting is dat niet anders.

Ongelijke behandeling

Fiscale uitzonderingen en gunstregimes maken een onderscheid tussen belastingplichtigen. In principe is dat juridisch aanvaardbaar, maar het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel vereist dat een ongelijke fiscale behandeling is gesteund op objectieve, wettelijke criteria die redelijk verantwoord zijn. Vooral die laatste eis maakt politieke fiscale beslissingen bediscussieerbaar. Ook de tekst van de meerwaardebelasting op aandelen bevat meerdere pijnpunten op dat vlak.

Vooreerst is er het belastbaar voorwerp: meerwaarden op financiële vaste activa. Het gaat niet alleen om meerwaarden op aandelen, maar ook op onder meer verzekeringsproducten (tak21 en tak23), obligaties, beleggingsfondsen, opties, afgeleide contracten, trackers en cryptovaluta.

Het brede toepassingsveld creëert enerzijds fiscale gelijkheid, maar anderzijds worden verschillende financiële vaste activa van de belasting uitgesloten, zoals pensioenfondsen, groepsverzekeringen en fiscaal ondersteunde aandelen van start-ups. Dat doet een eerste vraag rijzen: hoe kan de regering juridisch motiveren waarom bijvoorbeeld een individuele levensverzekering wel en een groepsverzekering niet aan de belasting is onderworpen?

Vervolgens is er het onderscheid tussen de gewone aandeelhouders en de aandeelhouder met een aanmerkelijk belang, die, al dan niet samen met zijn familie, minstens 20 procent van de aandelen van een bedrijf bezit. Beide types beleggers zijn onderworpen aan een meerwaardebelasting van 10 procent, maar voor de gewone aandeelhouder geldt een belastingvrijstelling van 10.000 euro per jaar, terwijl de aandeelhouder met een aanmerkelijk belang een vrijstelling geniet van 1 miljoen euro - honderd keer meer dus. Bovendien moet je bij een meerwaarde op een aanmerkelijk belang het tarief van 10 procent pas betalen als de meerwaarde meer dan 10.000.000 euro bedraagt. Daaronder zijn lagere tarieven van toepassing. Ook hier rijst de vraag naar de redelijke verantwoording van dat onderscheid.


Kmo-aandelen

Ook de vrijstelling van de historische meerwaarden blijkt een heikel juridisch probleem. Bij het politieke compromis werd beslist waardestijgingen tot 31 december 2025 ongemoeid te laten. Dat impliceert dat die historische meerwaarden in kaart moeten worden gebracht en dat financiële vaste activa gewaardeerd moeten worden op 31 december 2025.

Dat is geen enkel probleem voor genoteerde activa waarvan we de beurskoers of dagkoers hebben. Maar voor niet-genoteerde activa, zoals kmo-aandelen, is dat een totaal ander verhaal. Om die aandelen te waarderen stelt de regering verschillende berekeningsmethodes voor. Ze kunnen worden gewaardeerd op basis van het eigen vermogen, verhoogd met een bedrag gelijk aan vier keer de ebitda - de brutobedrijfswinst - van het laatste boekjaar. Maar evengoed, stelt de regering, kunnen de aandelen worden gewaardeerd op ‘hun waarde’ door een bedrijfsrevisor of accountant.

Ook dat is om juridische problemen vragen. Een vaste ebitda-formule om aandelen te waarderen is economisch niet realistisch, gelet op de sectorale verschillen op dat vlak. Ook een vrije waardering van aandelen door een cijferberoeper is verre van ideaal en voer voor heel wat discussies met de fiscus. Dat botst met het gelijkheidsbeginsel en doet vragen rijzen over de juridische haalbaarheid van dit voorstel.


Het staat in de sterren geschreven dat de nieuwe meerwaardebelasting, als ze de politieke eindmeet haalt, zwaar zal worden aangevochten voor het Grondwettelijk Hof.


Het staat dan ook in de sterren geschreven dat de nieuwe meerwaardebelasting, als ze de politieke eindmeet haalt, zwaar zal worden aangevochten voor het Grondwettelijk Hof. Dat hof oordeelt uiteindelijk of de belasting al dan niet overeind blijft. Met een dergelijk scenario is niemand gebaat, noch de regering, noch de belastingplichtigen.

Gelet op eerdere debacles zoals met de rijkentaks, de fairnesstaks en de taks op de effectenrekeningen zou de politiek beter moeten weten. Het gevolg van al dat politieke duwen en trekken en het gelobby voor fiscale vrijstellingen en uitzonderingen is een onontwarbaar kluwen, met juridische onzekerheid als resultaat. Eenvoud siert, ook in fiscaliteit.

Is een meerwaardebelasting met een laag tarief, met uitzonderingen waarvoor een redelijke verantwoording kan worden gegeven, niet beter dan een meerwaardebelasting met een hoog tarief en tal uitzonderingen? Die vraag moet de politiek zich toch eens stellen.

Mots clés

Articles recommandés

Circulaire 2025/C/33 over de belastingvoordelen voor de hypothecaire leningen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Kmo’s spelen een belangrijke rol in duurzaam ondernemerschap

Waardering van bedrijven: de actuariële benadering