De Wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting (BS 29 december 2017) heeft diverse maatregelen in het leven geroepen. Eén van deze maatregelen betreft de nieuwe regeling voor de berekening van de rentevoet van de nalatigheids- en moratoriuminteresten in de inkomstenbelastingen (cf. artt. 77 en 79 Wet 25 december 2017).
Die nieuwe berekeningswijze leidt ertoe dat het tarief van de nalatigheidsinteresten die de belastingplichtigen verschuldigd zijn bij de laattijdige betaling van hun belastingschulden inzake inkomstenbelastingen, niet minder dan vier procent of meer dan tien procent mag bedragen. Hieraan gekoppeld moet het tarief van de moratoriuminteresten die de Staat verschuldigd is aan de belastingplichtige bij terugbetaling van belastingen, voorheffingen, enz. steeds twee procentpunt lager liggen dan de nalatigheidsinteresten. Voor een omstandige analyse verwijzen wij naar een vorige bijdrage (zie link).
Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat het de bedoeling was van de wetgever om de rentevoet van de nalatigheidsinteresten, die voordien zeven procent bedroeg, beter te laten aansluiten bij de actuele economische situatie, en tegelijkertijd de belastingplichtigen aan te moedigen om hun belastingschulden tijdig te betalen. De bepaling van de rentevoet van de moratoriuminteresten is daarentegen gebaseerd op budgettaire overwegingen, alsook op de nood om speculatie vanwege de belastingplichtige ten koste van de Staat te vermijden.
Concreet betekent dit dat de interesten die de Staat terugbetaalt aan de belastingplichtige dus steeds twee procent lager zullen liggen dan de interesten die de belastingplichtige verschuldigd is wegens laattijdige betaling van zijn belastingen. Enkele belanghebbenden achtten dit onderscheid onverantwoord en stelden een beroep tot vernietiging in voor het Grondwettelijk Hof.
In een arrest van 29 november 2018 (arrest nr. 168/2018) veegt het Grondwettelijk Hof nu alle kritiek van de baan.
Wat het eerste middel betreft m.b.t. de nalatigheidsinteresten oordeelde het Grondwettelijk Hof als volgt:
Inzake de moratoriuminteresten (het zgn. tweede middel) heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat het verschil in behandeling waarbij de bepaling van de rentevoet van de moratoriuminteresten, zoals verschuldigd door de Belgische Staat, steeds twee procentpunt lager ligt dan de rentevoet van de nalatigheidsinteresten, steunt op een objectief criterium nl. de hoedanigheid van diegene die de interesten betaalt die in het ene geval de Staat is die het algemeen belang behartigt, en in het andere geval een particulier kan zijn die zich door een persoonlijk belang mag laten leiden. Mede om te vermijden dat belastingplichtigen ten koste van de Schatkist gaan speculeren op het verschil tussen de wettelijke interest en de moratoriuminteresten inzake inkomstenbelastingen, is een verschillende rentevoet verantwoord.
Volgens het Grondwettelijk Hof wordt het gelijkheidsbeginsel tot slot ook niet geschonden door het feit dat de nieuwe regelgeving ertoe leidt dat enkel in het kader van de inkomstenbelastingen de rentevoet van de moratoriuminteresten afwijkt van het gemeen recht, terwijl dit niet het geval is bij andere belastingen zoals BTW of Diverse Rechten en Taksen. Het Hof meent dat de procedures die voor de verschillende soorten belastingen worden vastgesteld, niet gelijkvormig hoeven te zijn. Een verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van belastingplichtigen dat voortvloeit uit de toepassing van verschillende belastingstelsels, zelfs met betrekking tot eenzelfde belastbare handeling, en van de daarin vervatte procedureregels in verschillende omstandigheden houdt op zich geen discriminatie in.
Nu het Grondwettelijk Hof dit onderscheid van berekening van de rentevoet tussen nalatigheids- en moratoriuminteresten heeft aanvaard, staat het nieuw stelsel van nalatigheids- en moratoriuminteresten als een paal boven water.
Ben Van Vlierden (Partner) - ben.vanvlierden@tiberghien.com
Ellen Vandingenen (Senior Associate) - ellen.vandingenen@tiberghien.com
Stevo Gatsos (Associate) - stevo.gatsos@tiberghien.com
Bron: Tiberghien advocaten