Sinds de advocaten per 1 januari 2014 niet meer van btw vrijgesteld worden, is de vraag gerezen/discussie ontstaan of zij ook de jaarlijkse btw-listing moeten (of kunnen) indienen, gezien hun beroepsgeheim. In zijn arrest van 14 maart 2019 heeft het Grondwettelijk Hof hier een (finaal) antwoord op gegeven. Conclusie is dat de verplichting tot het indienen van een jaarlijkse btw-klantenlisting niet onverenigbaar is met het beroepsgeheim van de advocaat (GwH 14 maart 2019, nr. 43/2019).
Met ingang van 1 januari 2014 (wet 30 juli 2013 houdende diverse bepalingen) werd de btw-vrijstelling voor advocaten ingetrokken, zodat zij vanaf die datum worden aangemerkt als ‘gewone’ btw-belastingplichtigen. Ze moesten vanaf dan ook alle standaard btw-verplichtingen nakomen (uitreiken van facturen, indienen van periodieke btw-aangiften ...). En zo moesten zij, zoals elke gewone btw-belastingplichtige, ook een jaarlijkse klantenlisting (jaarlijkse opgave van btw-belastingplichtige afnemers) indienen. De advocaat is er echter enkel toe gehouden op zijn btw-klantenlisting de cliënten op te nemen die een Belgisch btw-identificatienummer hebben (of moeten hebben) en aan wie hij voor meer dan 250 euro aan diensten heeft verricht (m.u.v. volledig vrijgestelde btw-belastingplichtigen die evenwel over een BE-nummer beschikken).
Hoe intervenieert het beroepsgeheim eigenlijk in deze? Het is uiteraard een algemeen aanvaard beginsel dat het beroepsgeheim van de advocaat verband houdt met de naleving van de fundamentele rechten; regels die hiervan afwijken kunnen bijgevolg slechts beperkend worden geïnterpreteerd. Volgens het Hof kan het beroepsgeheim van de advocaat slechts wijken indien dit kan worden verantwoord door een ‘dwingende reden van algemeen belang’ en indien de opheffing van dit beroepsgeheim strikt evenredig is met dat doel. De wettelijk voorziene geheimhoudingsplicht heeft immers hoofdzakelijk tot doel het fundamentele recht op eerbiediging van het privéleven te beschermen van diegene die iemand in vertrouwen neemt.
Hiertegenover staat dat de btw-wetgeving voorziet dat ambtenaren verplicht zijn tot de meest volstrekte geheimhouding aangaande alle zaken waarvan zij in de uitvoering van hun opdracht kennis hebben (art. 93bis W.Btw); dergelijke maatregel is een bescherming van het privéleven van de btw-belastingplichtige en houdt in dat de gegevens inzake de fiscale toestand van de btw-belastingplichtige niet aan derden kunnen worden openbaar gemaakt.
Het Grondwettelijk Hof concludeert dat de gegevens die een advocaat moet meedelen bij de indiening van de jaarlijkse klantenlisting inherent verbonden zijn aan zijn statuut als ‘gewone’ btw-belastingplichtige per 1 januari 2014; de btw-klantenlisting heeft immers in essentie tot doel de invordering van de btw te verzekeren en de ontduiking ervan te vermijden. Daarbij komt dat de geheimhoudingsplicht die ten aanzien van de btw-administratie bestaat een bijkomende waarborg op de bescherming van het privéleven van de btw-belastingplichtige cliënten biedt. De verplichting tot het indienen van de jaarlijkse btw-klantenlisting geldt voor alle btw-belastingplichtigen, ongeacht de al dan niet toepassing van een beroepsgeheim op bepaalde categorieën van btw-belastingplichtigen.
Het Hof is dan ook van mening dat het jaarlijks doorgeven van een btw-klantenlisting ‘niet onbestaanbaar’ is met het beroepsgeheim van de advocaat én dat de gegevens opgenomen in de btw-klantenlisting als dusdanig geen betrekking hebben op de activiteiten die de kern uitmaken van de activiteit van de advocaat. Ze hebben immers geen betrekking op de vertrouwelijke informatie die door een cliënt aan zijn advocaat wordt meegedeeld en mogelijk voor die cliënt incriminerend is.
Sven Reynders, Senior Manager, SD Worx Consulting
Dit artikel is verschenen in “Accountancy en fiscaliteit” terug te vinden in onze databank Taxwin Expert www.taxwin.be