Orde op zaken : Raad van State vernietigt het standpunt van de Vlaamse belastingdienst inzake de gesplitste aankoop/ inschrijving

De Raad van State heeft op 12 juni 2018 het standpunt nr. 15004 van de Vlaamse Belastingdienst met betrekking tot de gesplitste aankoop en gesplitste inschrijving vernietigd. Dit arrest maakt een einde aan de stelling van de Vlaamse Belastingdienst dat een schenking, voorafgaand aan een gesplitste aankoop of inschrijving, aan de heffing van het registratierecht voor schenkingen of aan de schenkbelasting moet worden onderworpen teneinde te vermijden dat er sprake is van een fictief legaat in de nalatenschap van de schenker-vruchtgebruiker.


Toelichting standpunt nr. 15004


In haar standpunt nr. 15004/A oordeelde de Vlaamse Belastingdienst – in navolging van het federaal standpunt – dat gesplitste aankopen (vruchtgebruik-blote eigendom) van onroerend goed, voorafgegaan door een schenking, beschouwd worden als een ‘bedekte’ bevoordeling. De kwalificatie als ‘bedekte bevoordeling’ heeft tot gevolg dat bij overlijden van de schenker-vruchtgebruiker de geschonken goederen bij wijze van fictie geacht worden als legaat in volle eigendom aanwezig te zijn in de nalatenschap van de schenker-vruchtgebruiker en aldus onderworpen worden aan de erfbelasting (toepassing art. 2.7.1.0.7 VCF).


Tegenbewijs kon volgens de Vlaamse Belastingdienst enkel worden geleverd door (a) aan te tonen dat er geen causaal verband is tussen de schenking en de gesplitste aankoop dan wel (b) door aan te tonen dat de voorafgaande schenking werd onderworpen aan de heffing van het registratierecht voor schenkingen of aan de schenkbelasting.


De Vlaamse Belastingdienst heeft in haar standpunt nr. 15004 de interpretatie die gehanteerd werd voor de gesplitste aankopen ook doorgetrokken naar de gesplitste inschrijving van effecten en geldbeleggingen. Zij baseerde zich hierbij op het feit dat de wetgeving zegt dat “hetzelfde geldt” voor de gesplitste inschrijving van effecten. Het leek haar dus correct om het artikel op dezelfde manier te interpreteren en toe te passen, ongeacht of het om een gesplitste inschrijving, dan wel om een gesplitste aankoop ging.


Vervolgens breidde de Vlaamse Belastingdienst haar standpunt verder uit naar schenkingen met voorbehoud van vruchtgebruik van deelbewijzen van burgerlijke maatschappen waarvan de achterliggende activa effecten of geldbeleggingen zijn (standpunt nr. 15004/B).


Concreet betekende dit standpunt dat schenkingen van effecten of geldbeleggingen met voorbehoud van vruchtgebruik niet langer voor buitenlandse (bv. Nederlandse) notaris konden plaatsvinden, althans wanneer de akte nadien niet vrijwillig ter registratie werd aangeboden en men bij overlijden van de vruchtgebruiker erfbelasting wilde vermijden.


Raad van State


Op 12 juni ’18 oordeelde de Raad van State in haar arrest nr. 241.761 dat “aangezien noch de wettekst, noch de parlementaire voorbereiding, de registratie van de schenking in België oplegt en aangezien een fictiebepaling strikt moet worden uitgelegd, uit artikel 2.7.1.0.7 VCF niet kan worden afgeleid dat de schenking voorafgaand aan de gesplitste inschrijving maar als tegenbewijs kan worden aanvaard indien deze in België is geregistreerd”. Met andere woorden kan het tegenbewijs van een bedekte bevoordeling ook worden weerlegd door een schenking die niet ter registratie werd aangeboden en bijgevolg niet werd onderworpen aan de toepasselijke registratiebelasting.


De Raad van State vernietigt het standpunt nr. 15004 van de Vlaamse Belastingdienst inzake “Gesplitste aankoop vruchtgebruik - blote eigendom/ Tegenbewijs voor gesplitste aankopen” en vernietigt bijgevolg zowel onderdeel A als B van het standpunt.


Impact van het arrest


In haar berichtgeving van 15 juni ’18 bevestigt de Vlaamse Belastingdienst dat het arrest als onmiddellijk gevolg heeft dat de Vlaamse Belastingdienst bij toekomstig te behandelen dossiers het vernietigde standpunt niet langer zal toepassen.

Een schenking voorafgaand aan een gesplitste aankoop of inschrijving zal dan toch niet bij wijze van fictie op grond van art. 2.7.1.0.7 VCF onderworpen worden aan de erfbelasting bij overlijden van de vruchtgebruiker-schenker. Wat de burgerlijke maatschappen betreft is het bovendien niet meer vereist dat de opbrengsten van de onderliggende activa steeds worden uitgekeerd aan de vruchtgebruiker. Het reserveren of incorporeren van vruchten zal immers niet meer beschouwd worden als een nieuwe gesplitste inschrijving waarvoor het bewijs van een niet-bedekte bevoordeling moet worden geleverd.


De Vlaamse Belastingdienst kondigt aan dat belastingplichtigen die wel belast werden in toepassing van dit standpunt nog een bezwaarschrift kunnen indienen binnen de wettelijke bezwaartermijn van 3 maanden na de verzenddatum van het aanslagbiljet.


Verder is het afwachten welke mogelijke consequenties of decretale wijzigingen het arrest desgevallend teweeg zal brengen.


Indien u meer informatie wenst over de concrete impact van het arrest van de Raad van State op uw persoonlijke vermogens-en successieplanning, aarzel dan zeker niet contact op te nemen met de auteurs van dit artikel of met uw Tiberghien adviseur.


Gerd D Goyvaerts, partner, gerdd.goyvaerts@tiberghien.com
Caroline Maes, associate, caroline.maes@tiberghien.com

Mots clés