Het koninklijk besluit van 11 september 2022 tot wijziging van de codex over het welzijn op het werk wat het re-integratietraject voor arbeidsongeschikte werknemers betreft, werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 20 september 2022. Het treedt in werking op 1 oktober 2022. We zetten de belangrijkste aanpassingen op een rijtje:
Uit onderzoek blijkt dat hoe langer een werknemer afwezig blijft van het werk, hoe kleiner de kans dat hij effectief het werk hervat in de onderneming.[1] Daarom voert artikel I.4-71/1 een nieuwe informatieplicht in in de codex, die inhoudt dat de preventieadviseur-arbeidsarts (of de verpleegkundigen die hem bijstaan) de arbeidsongeschikte werknemer zo snel mogelijk moet(en) informeren over de verschillende mogelijkheden die bestaan bij werkhervatting, nl. een bezoek voorafgaand aan de werkhervatting of een re-integratietraject. Dit vroege contact heeft als doel om de werkhervatting te stimuleren door de werknemers in een vroeg stadium te informeren over de mogelijkheden om (tijdelijk) ander of aangepast werk en/of aanpassingen van de werkpost te vragen en zo de werkhervatting in optimale omstandigheden te laten verlopen.
Dit koninklijk besluit wijzigt op een aantal punten ook het re-integratietraject dat is opgenomen in de codex over het welzijn op het werk.
in plaats van 5 beslissingen wordt het aantal beslissingen van de preventieadviseur-arbeidsarts in het kader van de re-integratiebeoordeling beperkt tot 3, waarbij er ook meer wordt ingezet op het belang van werkpostaanpassingen en op aangepast of ander werk dat rekening houdt met de mogelijkheden en de gezondheidstoestand van de werknemer.
sinds begin dit jaar ondersteunt de Terug-naar-werk coördinator het Terug-naar-werk-traject bij de verschillende ziekenfondsen. Het koninklijk besluit voorziet dat de preventieadviseur-arbeidsarts, in het kader van zijn re-integratiebeoordeling, en de werkgever, in het kader van het opmaken van een re-integratieplan, overleg kunnen plegen met de Terug-naar-werk- coördinator. Daarnaast wordt ook gespecifieerd dat de preventieadviseur-arbeidsarts en de werkgever ook kunnen overleggen met (arbeids)deskundigen van de gewestelijke instellingen, VDAB, Forem en Actiris (en hun partnerorganisaties).
de verplichtingen van de werkgever bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor aangepast of ander werk en het opmaken van een re-integratieplan worden versterkt: hij moet hierbij maximaal rekening houden met de aanbevelingen van de preventieadviseur-arbeidsarts, met het collectief re-integratiebeleid en eventueel ook met het recht op redelijke aanpassingen voor personen met een handicap. De werkgever moet de werknemer ook de nodige toelichting verschaffen bij het aangeboden re-integratieplan. Als hij geen aangepast of ander werk kan aanbieden, moet de werkgever ook onderbouwd motiveren dat hij de mogelijkheden voor aangepast of ander werk ernstig heeft onderzocht.
om meer rechtszekerheid en duidelijkheid te verschaffen aan alle betrokken actoren, geeft artikel I.4-76, §1 voortaan een opsomming van de verschillende situaties waarin een re-integratietraject beëindigd is. In dat geval zal steeds ook de mutualiteit worden verwittigd met het oog op het eventueel opstarten of verderzetten van een terug-naar-werk traject, waardoor ook opleiding of werk bij een andere werkgever sneller kan worden onderzocht.
Re-integratie maakt meer kans op slagen als het ingebed is in een breder collectief kader op ondernemingsniveau, zodat alle actoren in de onderneming erbij betrokken zijn en er constructief aan meewerken. Bovendien kunnen uit de re-integratie-inspanningen vaak ook lessen getrokken worden op het vlak van het ruimere welzijnsbeleid.
Naar aanleiding van de jaarlijkse evaluatie van het collectief re-integratiebeleid moet de preventieadviseur-arbeidsarts dan ook een kwalitatief en kwantitatief verslag voorbereiden voor de werkgever en het comité voor preventie en bescherming op het werk. Het koninklijk besluit verduidelijkt de elementen die in dit verslag aan bod kunnen en moeten komen, zoals het aantal spontane raadplegingen, het aantal vragen voor aanpassing van de werkpost, het aantal opgestarte re-integratietrajecten en bezoeken voorafgaand aan de werkhervatting, enz.
Daarnaast is ook de rol van de werkgever bij re-integratie fundamenteel. Voortaan moet de werkgever in het kader van de jaarlijkse evaluatie van het collectief re-integratiebeleid dan ook een document opmaken (en bezorgen aan het comité) met geanonimiseerde en geglobaliseerde elementen uit de opgemaakte re-integratieplannen en gemotiveerde verslagen (waarbij hij er wel voor moet zorgen dat er geen identificatie van individuele werknemers mogelijk is). De werkgever moet minstens de stappen vermelden die hij heeft ondernomen om ander of aangepast werk te zoeken, of om werkposten aan te passen, maar ook de redenen waarom er eventueel geen re-integratieplan kon worden aangeboden of de reden van weigering van een aangeboden re-integratieplan.
De beëindiging van de arbeidsovereenkomst omwille van medische overmacht zal in de toekomst worden losgekoppeld van het re-integratietraject. De aanpassing van artikel 34 Arbeidsovereenkomstenwet in die zin dient echter wel nog de parlementaire procedure te doorlopen, dus deze loskoppeling treedt nog niet in werking op 1 oktober. Het nieuwe artikel I.4-82/1 van de codex (art. 19 van het KB) bevat een deel van de procedure, nl. de vaststelling door de preventieadviseur-arbeidsarts van de definitieve ongeschiktheid voor het overeengekomen werk. Dit artikel zal, gelet op de samenhang met het toekomstige artikel 34 Arbeidsovereenkomstenwet, dus ook pas op hetzelfde ogenblik als dit nieuwe artikel 34 Arbeidsovereenkomstenwet in werking treden. Tot op dat ogenblik blijft het bestaande artikel 34 Arbeidsovereenkomstenwet van toepassing.
Het KB van 11 september 2022 treedt in werking op 1 oktober 2022, met uitzondering van 2 artikelen (art 15 en 19).
Er zijn geen overgangsmaatregelen voorzien voor de lopende re-integratietrajecten. Dit heeft tot gevolg dat de nieuwe regels onmiddellijk van toepassing zijn op de lopende re-integratietrajecten, aangezien de verschillende fases van het traject (re-integratiebeoordeling bij de preventieadviseur-arbeidsarts, onderzoek en overleg door werkgever) op zich niet wijzigen. Dit houdt bv. in dat de preventieadviseur-arbeidsarts voor een re-integratieverzoek dat vóór 1 oktober werd ingediend, maar waarvoor hij nog geen beslissing heeft genomen, na 1 oktober meteen de nieuwe beslissingen (A, B, C) zal moeten nemen i.p.v. de oude beslissingen (A, B, C, D of E). Als de beslissing van de arbeidsarts reeds genomen en overgemaakt is vóór 1 oktober, blijft deze geldig en zal de werkgever de nieuwe termijnen moeten toepassen om een plan of verslag op te maken.
Wat de medische overmacht betreft: het huidige artikel 34 Arbeidsovereenkomstenwet kan worden toegepast zolang het aangepaste artikel 34 niet in werking is getreden. Omwille van de samenhang met artikel 34 arbeidsovereenkomstenwet, zullen de artikelen 15 en 19 van het KB, die betrekking hebben op de toekomstige bijzondere procedure bij medische overmacht, pas in werking treden op het moment dat de wijzigingen in artikel 34 van de Arbeidsovereenkomstenwet in werking treden.
Op 3 oktober 2022 organiseert de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg een webinar over de nieuwe regels voor re-integratie op het werk: Re-integratie 2.0 - Webinar
[1] Zie ook de studie van KULeuven en ULB, Evaluatie van de impact van de nieuwe reglementering op de re-integratie op het werk, in opdracht van de FOD Werkgelegenheid uit 2020.