Met de verkiezingen achter de rug kan nu eindelijk het echte werk beginnen. Los van alle verkiezingsbeloftes is de beste garantie op meer duurzame welvaart een sterkere economische groei. Op basis van de huidige vooruitzichten en rekening houdend met de noodzakelijke budgettaire inspanningen om de begroting terug op de rails te krijgen, kijken we zonder ingrijpen de komende vijf jaar aan tegen een gemiddelde groei van minder dan 1% per jaar. Dat is te weinig om onze huidige welvaartsstaat te onderhouden, en om de welvaart (koopkracht) van de brede bevolking merkbaar te verhogen.
De prioriteit voor de nieuwe regeringen op de verschillende niveaus moet dus liggen in een beleid dat de economische groei aandrijft. Met een sterkere groei wordt het makkelijker om de koopkracht duurzaam te verhogen, om meer te investeren in infrastructuur en duurzame transitie, om de overheidsfinanciën terug gezond te maken…
Vandaar hieronder vijf domeinen (in willekeurige volgorde) die cruciaal zijn om onze economische groei structureel te versterken.
De concurrentiepositie van de Belgische bedrijven staat onder druk, o.m. door de sterk stijgende loonkosten en de relatief dure energie. Volgens de jongste vooruitzichten van de Nationale Bank verloren de Belgische exporteurs de voorbije jaren marktaandeel op de internationale markten. Ook de komende jaren zou die negatieve trend doorzetten (ook al zou de mate van het verlies wat temperen). Loonkosten blijven daarbij een factor: de gemiddelde uurloonkost in de privé lag in 2023 in België op 47 euro, tegenover 42 euro gemiddeld in de buurlanden. Daarnaast is de energiekost in Europa gevoelig hoger dan in de VS (4 à 5 keer hoger) of in Azië (2 à 3 keer hoger), en in België ligt de energiekost ook nog eens hoger dan in de meeste andere Europese landen. De loonkostenhandicap moeten we zelf aanpakken (o.m. via een bijsturing van de loonvorming en de fiscaliteit), voor energie is een gecoördineerde aanpak op Europees niveau nodig. Tegen die achtergrond is er op verschillende beleidsniveaus ook nood aan een strategie om de toekomst van de industrie veilig te stellen. De industrie blijft immers een belangrijke motor van onze economie, en die staat vandaag onder druk (zowel in Europa als in België).
De werkzaamheidsgraad in België blijft bij de laagste van Europa, met Vlaanderen in de Europese middenmoot en Wallonië en Brussel bij de zwakste Europese regio’s. Zowat alle partijen beloofden in de campagne maatregelen om meer mensen aan het werk te krijgen, maar volgens de doorrekening door het Planbureau blijft de impact daarvan opmerkelijk beperkt. Meer mensen aan het werk is nochtans de minst pijnlijke manier om de toestand van de overheidsfinanciën te verbeteren en om de financiële situatie van de betrokken te versterken. Meer mensen aan het werk vereist een beter werkende arbeidsmarkt met incentieven om mensen langer aan het werk te houden, met meer flexibiliteit voor werknemers en werkgevers, met een fiscaliteit die werken aanmoedigt, met minder regulering en administratieve lasten gekoppeld aan werken, met een strategie om veel meer langdurig arbeidsongeschikten op z’n minstens gedeeltelijk terug aan het werk te krijgen…
Een gezonde ondernemingsdynamiek is positief voor een economie, maar België scoort al lang zwak op dat vlak. Het aantal starters blijft hier bij de laagste van Europa. Dat heeft o.m. te maken met de hindernissen om een onderneming op te starten (volgens de OESO bij de hoogste onder de industrielanden), de moeilijkheden en onzekerheid rond vergunningen en de regeldruk. Maar dat zijn zaken die bijgestuurd kunnen worden om een gunstiger ondernemingsklimaat te creëren. In een bredere context ligt voor Belgische bedrijven de komende jaren een groot potentieel in innovatie en digitalisering. Een positief ondernemingsklimaat impliceert dan ook dat vanuit beleidshoek een ondersteunend kader gecreëerd wordt waarbij innovatie, o.m. via financiële ondersteuning van O&O en van de samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen, en digitalisering, o.m. via investeringen in digitale infrastructuur en opleiding, aangemoedigd worden.
Goed opgeleide werknemers was lang een belangrijke troef van onze economie, maar die troef staat al enige tijd onder druk. In internationale ranglijsten verliezen we terrein op het vlak van de kwaliteit van ons onderwijs, en in vergelijking met vooral de Scandinavische landen zetten we te weinig in op levenslang leren. Om de krapte op de arbeidsmarkt enigszins te verlichten, om het potentieel van de digitale revolutie te capteren en vooral om de productiviteitsgroei in onze economie op te krikken, is het competentieniveau van de beroepsbevolking een cruciale factor. Voor onderwijs hebben we in België het tweede hoogste budget van Europa, maar de kwaliteit is niet overeenkomstig. Daarnaast staan we voor een enorme opleidingsuitdaging voor de bestaande beroepsbevolking, vooral om mee te zijn met de digitale revolutie. Als Artificiële Intelligentie (AI) straks grote groepen jobs grondig zal veranderen, zullen grote opleidingsinspanningen nodig zijn om het de betrokkenen mogelijk te maken om zich aan te passen aan de nieuwe omstandigheden.
Uit analyses en indicatoren van de Nationale Bank en de Wereldbank blijkt dat onze overheid niet bijster efficiënt werkt. Onze eigen Waar voor je geld-analyse bevestigt dat: in België hebben we de tweede hoogste overheidsuitgaven van Europa, maar daartegenover staat pas een achttiende plaats op het vlak van kwaliteit van het beleid. De Belgische overheden (op de verschillende niveaus) zouden meer kwaliteit moeten kunnen leveren voor dezelfde (of zelfs minder) middelen. Dat geldt op allerlei overheidstaken, van onderwijs, over arbeidsmarkt en veiligheid, tot gezondheidszorg. Een efficiëntere overheid zou een belangrijke besparing kunnen betekenen, en zou bovendien ook positief zijn voor de economische activiteit.
Die hervormingen moeten tegen de achtergrond van een zeer moeilijke budgettaire context, waarbij de gezamenlijke overheden deze legislatuur op z’n minst 20 miljard moeten vinden. Anderzijds kunnen verschillende van deze hervormingen, vooral dan een beter werkende arbeidsmarkt en een efficiëntere overheid, een belangrijke directe bijdrage leveren voor de gezondmaking van de overheidsfinanciën. Daarnaast moeten die hervormingen ook tegen de achtergrond van een moeilijke internationale context, met de geopolitieke spanningen, de beweging weg van globalisering en de demografische verschuivingen. Maar net daarom is er nog meer nood aan die hervormingen om onze welvaart tegen die moeilijke achtergrond op z’n minst op peil te houden, en liefst nog te versterken.
Volgens simulaties van de OESO kan een pakket van redelijk eenvoudige hervormingen (die trouwens al in andere landen getest zijn) in lijn met de hierboven beschreven prioriteiten de economische activiteit in ons land met 40 miljard euro opkrikken. De politieke kaarten liggen alvast beter dan eerder gevreesd voor dat soort economische hervormingen, maar de nieuwe regeringen zullen het wel nog moeten waarmaken. Hopelijk beseft iedereen daarbij dat het er de volgende vijf jaar echt op moet zijn met die hervormingsagenda. Ondanks de retoriek rond de verkiezingsuitslag zijn de extreme partijen er opnieuw stevig op vooruit gegaan.
Nog eens vijf jaar aanmodderen kunnen we ons niet veroorloven.