Circulaire 2020/C/149 over de bijdragen en premies inzake aanvullende pensioenen in het kader van de crisis door COVID-19

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Vennootschapsbelasting publiceerde op 23/11/2020 de Circulaire 2020/C/149 over de bijdragen en premies inzake aanvullende pensioenen in het kader van de crisis door COVID-19.

Deze circulaire verduidelijkt dat de werkgeversbijdragen en ‑premies voor aanvullende verzekeringen of pensioentoezeggingen zoals bedoeld in art. 8, W 07.05.2020, die vrijwillig worden betaald voor werknemers voor de periode tussen 01.03.2020 en 30.06.2020 waarin de uitvoering van het arbeidscontract geheel of gedeeltelijk wordt opgeschort wegens overmacht of wegens economische redenen als gevolg van de COVID-19-pandemie, voor de toepassing van het WIB 92, geacht worden te zijn betaald in uitvoering van die aanvullende verzekeringen of pensioentoezeggingen.



Inhoudstafel

I. Inleiding
II. Bedoelde toezeggingen
III. Fiscale gevolgen van de W 07.05.2020
IV. Inwerkingtreding


I. INLEIDING

1. In het kader van de uitzonderlijke crisis door COVID-19 werd beslist om maatregelen te nemen zodat de werknemers, die tijdelijk werkloos zijn wegens overmacht of wegens economische redenen, de pensioenopbouw evenals de risicodekkingen ingesteld door de werkgevers en/of sectoren in het kader van de beroepsactiviteit, kunnen behouden. Die maatregelen willen vermijden dat de periodes van tijdelijke werkloosheid als gevolg van die crisis een negatieve invloed zouden hebben op de aanvullende pensioentoezeggingen en op bepaalde andere toezeggingen die zijn aangegaan door de werkgevers ten gunste van hun werknemers (1).

(1) Voor meer informatie ter zake, zie Parl. St., Kamer, zitting 2019-2020, DOC 55 1159/002, blz. 20 e.v.

2. Daarom voorziet de W 07.05.2020 (2), en specifiek de art. 8 e.v. van hoofdstuk 3, er uitzonderlijk in dat tijdens de periode van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht of wegens economische redenen als gevolg van de crisis door COVID-19:

- aangeslotenen automatisch, behalve in geval van weigering van hun werkgever of sector, en zonder administratieve of medische formaliteiten of contractwijzigingen, de pensioenopbouw en de dekking van hun werkgever of sector inzake overlijden evenals inzake gezondheidszorgen, arbeidsongeschiktheid en/of invaliditeit verder kunnen blijven genieten;

- werkgevers voor de bijdragen met betrekking tot die voortzetting een uitstel van betaling kunnen genieten tot uiterlijk 30.09.2020 (3).

(2) Wet van 07.05.2020 houdende uitzonderlijke maatregelen in het kader van de COVID-19-pandemie inzake pensioenen, aanvullende pensioenen en andere aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, BS 18.05.2020.
(3) Parl. St., Kamer, zitting 2019-2020, DOC 55 1159/002, blz. 21.

3. Deze circulaire heeft tot doel de fiscale gevolgen bij de werkgever te verduidelijken van die maatregelen.


II. BEDOELDE TOEZEGGINGEN

4. Art. 8, W 07.05.2020, somt een aantal toezeggingen en contracten op ten gunste van werknemers waarop de bepalingen van die wet van toepassing zijn indien de arbeidsovereenkomst van één of meer aangeslotenen wordt opgeschort door de tijdelijke werkloosheid wegens overmacht of wegens economische redenen als gevolg van de crisis door COVID-19 en voor zover het pensioenreglement, het solidariteitsreglement, de pensioenovereenkomst, het reglement of de overeenkomst die van toepassing is, niet voorziet in de voortzetting van de pensioenopbouw en van de risicodekkingen gedurende die periode van opschorting van de arbeidsovereenkomst.

5. Het gaat om de volgende toezeggingen en contracten:

- de pensioentoezeggingen zoals bedoeld in art. 3, § 1, 2°, W 28.04.2003 (4) evenals, in voorkomend geval, de aanvullende verzekeringen zoals bedoeld in hoofdstuk IX van het KB 14.11.2003 (5) die daarmee zijn verbonden;

- de beroepsgebonden ziektekostenverzekeringsovereenkomsten zoals bedoeld in artikel 201, § 1, 1°, W 04.04.2014 (6);

- de beroepsgebonden arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsverzekeringsovereenkomsten zoals bedoeld in art. 201, § 1, 2° en 3°, W 04.04.2014 (6);

- de dekkingen inzake arbeidsongeschiktheid en invaliditeit die worden beheerd door een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening, ten gunste van werknemers indien de arbeidsovereenkomst van één of meer aangeslotenen wordt opgeschort door de tijdelijke werkloosheid wegens overmacht of wegens economische redenen als gevolg van de crisis door COVID-19 en voor zover het pensioenreglement, het solidariteitsreglement, de pensioenovereenkomst, het reglement of de overeenkomst die van toepassing is, niet voorziet in de voortzetting van de pensioenopbouw en van de risicodekkingen gedurende die periode van opschorting van de arbeidsovereenkomst.

(4) Wet van 28.04.2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, BS 15.05.2003.
(5) Koninklijk besluit van 14.11.2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit, BS 14.11.2003.
(6) Wet van 04.04.2014 betreffende de verzekeringen, BS 30.04.2014.

Daaruit volgt dat bepaalde in art. 52, 3°, b), WIB 92, vermelde verzekeringscontracten en toezeggingen worden bedoeld.

6. Er wordt aan herinnerd dat de aftrek als beroepskosten van de in dat artikel bedoelde bijdragen en premies onderworpen is aan de voorwaarden zoals opgenomen in art. 59, WIB 92 en de art. 34 en 35, KB/WIB 92.

7. Die bijdragen en premies maken overigens een vrijgesteld voordeel uit bij de werknemer, op voorwaarde, wanneer het gaat om een individuele toezegging (afgesloten vanaf 01.01.2004), dat bij de werkgever ook een collectieve toezegging bestaat die voor de werknemers of een bijzondere categorie ervan op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk is (art. 38, § 1, eerste lid, 18°, WIB 92).


III. FISCALE GEVOLGEN VAN DE W 07.05.2020

8. Uit de art. 9 en 10, W 07.05.2020, volgt dat de voortzetting van de pensioenopbouw en van de risicodekkingen, wanneer de arbeidsovereenkomst van één of meer aangeslotenen is opgeschort door de tijdelijke werkloosheid wegens overmacht of wegens economische redenen als gevolg van de crisis door COVID-19, integraal deel uitmaakt van de pensioentoezegging. Die voortzetting maakt geen wijziging uit van de pensioentoezegging of, in voorkomend geval, van de solidariteitstoezegging die eraan is verbonden, in de zin van de voormelde W 28.04.2003.

9. Bijgevolg worden de bijdragen en premies voor aanvullende verzekeringen of pensioentoezeggingen zoals bedoeld in nr. 4, die vrijwillig worden betaald voor de periode tussen 01.03.2020 en 30.06.2020 waarin de uitvoering van de arbeidsovereenkomst geheel of gedeeltelijk wordt opgeschort wegens overmacht of wegens economische redenen als gevolg van de COVID-19-pandemie, eveneens geacht te zijn betaald in uitvoering van die aanvullende verzekeringen of pensioentoezeggingen.

10. Voor de werkgever houdt die gelijkstelling in dat:

- die bijdragen en premies geacht worden te beantwoorden aan de voorwaarden van art. 52, 3°, b), WIB 92;

- in het kader van de naleving van de andere voorwaarden voor de aftrek van de bedoelde bijdragen en premies (zie art. 59, WIB 92, evenals de art. 34 en 35, KB/WIB 92) en hoofdzakelijk voor de berekening van de zogenaamde 80 %-grens zoals voorzien door die bepalingen, er rekening mag worden gehouden met de berekeningsparameters (referentiebezoldiging en indexatie) zoals die van toepassing waren vóór de aanvang van de periode van tijdelijke werkloosheid.

11. M.a.w., voor de berekening van de 80 %-grens mag er van worden uitgegaan dat de werknemer, gedurende de periode van tijdelijke werkloosheid, bij voortduur dezelfde bezoldiging heeft genoten als diegene die hij zou uitbetaald krijgen indien de arbeidsovereenkomst niet was opgeschort geweest. Bijgevolg kan de normale brutojaarbezoldiging zoals bedoeld in art. 34, 1°, KB/WIB 92 (7), worden berekend zonder rekening te houden met de vermindering van de bezoldiging als gevolg van de tijdelijke werkloosheid.

(7) Zie ook nr. 59/32, Com.IB 92.

12. Het spreekt natuurlijk voor zich dat de gelijkstelling en de fiscale gevolgen ervan enkel van toepassing zijn wanneer de beslissing van de werkgever identiek is voor alle aangeslotenen van eenzelfde aanvullende verzekering of toezegging en die verkeren in een situatie van tijdelijke werkloosheid als gevolg van de COVID-19-pandemie, in overeenstemming met art. 14, W 28.04.2003.

13. Bovendien is de gelijkstelling enkel van toepassing voor zover de bedoelde bijdragen en premies niet meer bedragen dan wat verschuldigd zou zijn geweest voor de periodes van effectieve tewerkstelling indien de tijdelijke werkloosheid niet had plaatsgevonden.

14. De hiervoor bedoelde gelijkstelling geldt in principe eveneens bij de werknemers in de PB, namelijk voor de toepassing van de bepalingen zoals bedoeld in de art. 34, § 1, 2°, eerste lid, b) en c) en 38, § 1, eerste lid, 18°, WIB 92.


IV. INWERKINGTREDING

15. De bedoelde bepalingen van de W 07.05.2020 hebben uitwerking met ingang van 13.03.2020 en treden buiten werking op 30.09.2020, met uitzondering van art. 10 (zie ter zake de nrs. 8 en 9) (8).

(8) Art. 13, W 07.05.2020.

16. Er wordt opgemerkt dat volgens art. 10, W 07.05.2020, de formele aanpassing van het pensioenreglement of, in voorkomend geval, van het solidariteitsreglement dat ermee verbonden is of de pensioenovereenkomst die voortvloeit uit de bepalingen van de voormelde wet echter moet plaatsvinden tegen ten laatste 31.12.2021.

Indien de aanpassing niet is gebeurd tegen die datum, dan zal de gelijkstelling niet van toepassing zijn op de bedoelde bijdragen en premies.


NAMENS DE MINISTER:
Voor de Administrateur-generaal van de Fiscaliteit,

Danny DELVAUX
Adviseur-generaal


Interne ref.: 725.094


Bron: Fisconetplus

Mots clés

Articles recommandés

Circulaire 2024/C/82 over de gewijzigde CFC-regeling

Herstel van fiscale verliezen bij filialisatie: nieuwe bevestiging van de DVB

Circulaire 2024/C/83 betreffende de wijzigingen aangebracht op het vlak van procedure inkomstenbelastingen door de programmawet van 22.12.2023