Circulaire 2020/C/2 betreffende de nalatigheidsinteresten en de moratoriuminteresten inzake inkomstenbelastingen – Wijzigingen aangebracht door de wet van 25 december 2017 tot hervorming van ...

De Algemene administratie van de inning en de invordering publiceerde op 07/01/2020 de circulaire 2020/C/2.

Circulaire 2020/C/2 betreffende de nalatigheidsinteresten en de moratoriuminteresten inzake inkomstenbelastingen – Wijzigingen aangebracht door de wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting en door de wet van 11 februari 2019 houdende fiscale, fraudebestrijdende, financiële alsook diverse bepalingen


De wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting wijzigt de nalatigheidsinteresten verschuldigd door de belastingschuldigen evenals de moratoriuminteresten verschuldigd door de Belgische Staat inzake de inkomstenbelastingen. De wet van 11 februari 2019 houdende fiscale, fraudebestrijdende financiële alsook diverse bepalingen bevat een geheel van “reparatiebepalingen van de artikelen 418 en 419 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992”, die als doel hebben bepaalde aspecten van de wet van 25 december 2017 toe te lichten en te verduidelijken of onzekerheden over hun toepassing weg te nemen.


Inhoud


I.Doel van de wet

II.De nalatigheidsinteresten

Voor welke soort belasting?

Welke rentevoet?

Jaarlijkse aanpassing van de rentevoet?

Hoe wordt de toepasselijke rentevoet bekendgemaakt?

Inwerkingtreding?

III.De moratoriuminteresten

In welke situaties kunnen zij verschuldigd zijn?

Toekenningsvoorwaarden?

Welke rentevoet?

Aanvangspunt en berekening van de moratoriuminteresten?

Inwerkingtreding?


Doel van de wet

De wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting (BS 29-12-2017) en de wet van 11 februari 2019 houdende fiscale, fraudebestrijdende, financiële alsook diverse bepalingen (BS 22-03- 2019) wijzigen de nalatigheidsinteresten verschuldigd door de belastingschuldigen evenals de moratoriuminteresten verschuldigd door de Belgische Staat inzake de inkomstenbelastingen.[1]

Het doel van de wetgever is om de rentevoet van de nalatigheidsinteresten en de moratoriuminteresten aan te passen aan de economische realiteit en om te voorzien in de mogelijkheid om ze jaarlijks aan te passen.

Deze circulaire becommentarieert de wijzigingen aangebracht door de wetten van 25 december 2017 en van 11 februari 2019. Voor een praktische commentaar van de nieuwe bepalingen, zie: Circulaire 2019/C/105 betreffende de nieuwe bepalingen inzake moratoriuminteresten.


De nalatigheidsinteresten[2]

Voor welke soort belasting?

De wijziging heeft enkel betrekking op de belastingen bepaald in het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) en het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen.

Het betreft dus: de personenbelasting, de vennootschapsbelasting en de rechtspersonenbelasting, de belasting van niet-inwoners, de voorheffingen, de verkeersbelasting op de autovoertuigen, de belasting op de spelen en de weddenschappen, de belastingen op de automatische ontspanningstoestellen, de belasting en de aanvullende belasting op de deelname van de werknemers in de winst of in het kapitaal van de vennootschap.

Het betreft dus niet de btw, noch de diverse rechten en taksen.


Welke rentevoet[3]?

De rentevoet van de nalatigheidsinteresten wordt voortaan bepaald in functie van de lineaire obligaties op 10 jaar.

Hoe dan ook situeert de nalatigheidsinterest zich binnen een marge begrepen tussen 4 percent en 10 percent per jaar.


Jaarlijkse aanpassing van de rentevoet?

De rentevoet van de nalatigheidsinteresten wordt jaarlijks aangepast, op basis van de evolutie van lineaire obligaties op 10 jaar.

Aldus bepaalt het nieuwe tweede lid van artikel 414, WIB 92 de formule voor de jaarlijkse aanpassing van deze rentevoet


Hoe wordt de toepasselijke rentevoet bekendgemaakt?

In de loop van het laatste trimester van elk jaar, zal door de FOD Financiën een bericht worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, waarin de toepasselijke rentevoet voor het volgende kalenderjaar wordt vermeld.

Nieuwe situaties die aanleiding geven tot het aanrekenen van nalatigheidsinteresten

Wanneer ondernemingen anticiperen op het feit dat zij niet aan de herbeleggingsvoorwaarden voor de vrijstelling van de meerwaarden zoals bepaald in de artikelen 44bis, 44ter en 47, WIB 92 en in artikel 122, § 2 tot 4 van de programmawet van 2 augustus 2002 (zeeschepen) zullen voldoen, en de vrijgestelde meerwaarden aantasten voor het verstrijken van de herbeleggingstermijn, waardoor deze belastbaar worden overeenkomstig artikel 190, vierde lid, WIB 92.

Wanneer de herbeleggingsvoorwaarden voor de vrijstelling van de meerwaarden op zeeschepen niet worden nageleefd (artikel 122 van de programmawet van 2 augustus 2002).

Deze nalatigheidsinteresten worden berekend vanaf 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd waarvoor de vrijstelling werd toegestaan.


Inwerkingtreding?

Het nieuwe artikel 414, §1, WIB 92 is van toepassing vanaf 1 januari 2018.

Voor het kalenderjaar 2018, wordt de rentevoet bepaald op 4 procent[4].

Dit betekent dat voor de fiscale schulden die reeds nalatigheidsinteresten voortgebracht hebben op 31 december 2017, minstens twee rentevoeten van toepassing zijn: tot 31 december 2017: de wettelijke rentevoet van toepassing op de betrokken periode(s) (hetzij 7 procent per jaar vanaf 01.09.1996 tot 31.12.2017) en de rentevoet van 4 procent vanaf 1 januari 2018.


De moratoriuminteresten[5]

In welke situaties kunnen zij verschuldigd zijn?

Een moratoriuminterest kan verschuldigd zijn door de Staat in geval van terugbetaling van belastingen, voorheffingen, voorafbetalingen, nalatigheidsinteresten, belastingverhogingen of administratieve boeten.

Een moratoriuminterest kan eveneens worden toegekend wanneer de Staat een met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belasting terugbetaalt.


Toekenningsvoorwaarden?

De toekenning van moratoriuminteresten is voortaan onderworpen aan de voorafgaande voorwaarde van de verzending door de belastingschuldige aan de FOD Financiën van een ingebrekestelling om de betaling ervan te vragen.

De ingebrekestelling kan gebeuren onder de vorm van een aanmaning bij gewone brief, van een bezwaar in de zin van de artikelen 366 en volgende, WIB 92, of van een dagvaarding (artikel 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek).

Het toekennen van moratoriuminteresten vereist een werkelijke betaling van belastingen, voorheffingen, voorafbetalingen, nalatigheidsinteresten, belastingverhogingen of administratieve boeten.


Welke rentevoet[6]?

De rentevoet is gelijk aan de vastgestelde rentevoet inzake nalatigheidsinteresten overeenkomstig het nieuwe artikel 414, §1, tweede lid, WIB 92, verminderd met twee procentpunten.

Voor het kalenderjaar 2018, is de rentevoet dus 2 procent.


Aanvangspunt en berekening van de moratoriuminteresten[7]?

De moratoriuminterest begint te lopen vanaf de eerste dag van de maand volgend op deze waarin de administratie geldig in gebreke werd gesteld. Als de betaling van belastingen, voorheffingen, voorafbetalingen, nalatigheidsinteresten, belastingverhogingen of administratieve boetes plaatsvindt na de ingebrekestelling gericht tot de administratie, is de moratoriuminterest te rekenen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de werkelijke betaling.

De maand waarin de terugbetaling is voldaan wordt niet meegerekend.

Hetzelfde geldt met betrekking tot de terugbetaling van het overschot van bedrijfsvoorheffing, roerende voorheffing of voorafbetalingen aan de verkrijger van de inkomsten, die plaatsvindt na de tweede maand volgend op deze waarin de aanslagtermijn bepaald in artikel 359 of in artikel 353, WIB 92 is verstreken[8].

Opgelet: de kapitalisatie van interesten – anatocisme – is niet van toepassing inzake de toekenning van moratoriuminteresten.

In welke gevallen heb ik geen recht op de toekenning van moratoriuminteresten?

Ingevolge de aangebrachte wijzigingen aan artikel 419, WIB 92 zal geen moratoriuminterest worden toegekend ingeval:

-het bedrag ervan geen 5 euro per maand bedraagt, per aanslag, voor hetzelfde aanslagjaar[9] ;

-de terugbetaling voortvloeit uit de kwijtschelding of de vermindering van een boete of een belastingverhoging toegekend als genademaatregel;

-de terugbetaling betrekking heeft op het overschot van bedrijfsvoorheffing, roerende voorheffing of voorafbetalingen aan de verkrijger van de inkomsten, uiterlijk op het einde van de tweede maand die volgt op de maand waarin de aanslagtermijn vermeld in artikel 359 of in artikel 353, WIB 92 is verstreken;

-de terugbetaling betrekking heeft op de als roerende voorheffing of bedrijfsvoorheffing gestorte bedragen en gebeurt aan de in de artikelen 261 en 270, WIB 92 bedoelde schuldenaars;

-van terugbetaling van belastingen met toepassing van artikel 375/1 WIB 92;

-de terugbetaling betrekking heeft op voorafbetalingen die niet werden aangewend op de werkelijk verschuldigde belasting, met toepassing van artikel 376, § 4, WIB 92;

-de administratie verkeert redelijkerwijze in de onmogelijkheid om de terugbetaling te voldoen[10] .

Deze materiële onmogelijkheid kan met name het gevolg zijn van de afwezigheid van gegevens over de identiteit of de bankgegevens van de begunstigde of begunstigden.

Wanneer deze onmogelijkheid is opgehouden te bestaan en een ingebrekestelling werd verzonden aan de administratie, zal geen moratoriuminterest verschuldigd zijn voor periode die zich uitstrekt van de eerste dag van de maand volgend op deze waarin de terugbetaling zou moeten zijn voldaan indien de administratie over de noodzakelijke gegevens had beschikt tot het einde van de tweede maand volgend op deze waarin de onmogelijkheid om de terugbetaling te voldoen is opgehouden.


Inwerkingtreding?

De nieuwe artikelen 418 en 419 van het WIB 92 zijn van toepassing vanaf 1 januari 2018.

De wijzigingen aangaande de aanvangsdatum voor de toekenning van de moratoriuminteresten, zoals bepaald in de artikelen 418, eerste lid en 419, eerste lid, 6°, en tweede lid, WIB 92 zijn van toepassing op de vanaf 1 januari 2018 ingekohierde aanslagen. In geval van opeenvolgende aanslagen, is het de datum van inkohiering van de oorspronkelijke aanslag die in beschouwing wordt genomen voor de toepassing van deze bepalingen.

De wijziging van de aanvangsdatum van de moratoriuminteresten voor de toepassing van artikel 418, eerste lid, WIB 92, is van toepassing op de roerende voorheffing en de bedrijfsvoorheffing verbonden aan de aanslagjaren 2018 en volgende.

De wijziging van de vertrekdatum voor de toepassing van artikel 419, tweede lid, WIB 92, is van toepassing op de bedrijfsvoorheffing, de roerende voorheffing en de voorafbetalingen verbonden aan de aanslagjaren 2018 en volgende.


[1] Deze nieuwe bepalingen wijken af van artikel 2, § 2 van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen intrest, zoals het werd gewijzigd door artikel 87 van de programmawet van 27 december 2006

[2] Art. 414, WIB 92

[3] Art. 414, § 1, tweede lid, nieuw, WIB 92

[4] Art. 90 van de wet van 25 december 2017

[5] Art. 418, WIB 92

[6] Art. 418, tweede lid, nieuw, WIB 92

[7] Art. 418, eerste en derde lid, nieuw, WIB 92

[8] Art. 419, tweede lid, nieuw, WIB 92

[9] Art. 419, eerste lid, 1°, nieuw, WIB 92

[10] Art. 419, eerste lid, 6°, nieuw, WIB 92


Bron: Fisconetplus

Mots clés

Articles recommandés

5 tips voor een beter schuldenbeheer!

Circulaire 2024/C/64 over de vrijstelling van de pensioenbonus

Circulaire 2024/C/48 over de niet-aftrekbaarheid van huur en huurvoordelen voor een onroerend goed en de vergoedingen en voordelen uit hoofde van een zakelijk gebruiksrecht op een onroerend goed (Addendum)