De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Vennootschapsbelasting publiceerde op 05/05/2020 de circulaire 2020/C/62. Dit addendum aan de circulaire 2019/C/89 verduidelijkt dat in het kader van de grandfathering regeling voor bepaalde leningen het toestaan van specifieke betalingsmodaliteiten als gevolg van de uitzonderlijke situatie die wordt veroorzaakt door Covid-19 niet als een belangrijke of fundamentele wijziging wordt beschouwd.
I. Inleiding
II. Specifieke betalingsmodaliteiten
III. Fundamentele wijziging
IV. Inwerkingtreding
1. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van de art. 54 en 55, WIB 92, wordt het zogenaamde financieringskostensurplus, niet als beroepskost beschouwd in de mate dat het bedrag ervan het hoogste van twee grensbedragen overschrijdt. Eenvoudig gezegd verwijst het financieringskostensurplus naar het positieve verschil tussen de betaalde en de ontvangen interesten, met inbegrip van de economisch gelijkwaardige kosten en opbrengsten (1).
(1) Zie art. 198/1, WIB 92.
2. Indien voldaan is aan de in art. 734/9, KB/WIB 92, bedoelde modaliteiten komen de interesten van leningen waarvan de belastingplichtige heeft aangetoond dat het contract werd gesloten vóór 17.06.2016 en waaraan vanaf die datum geen fundamentele wijzigen werden aangebracht niet in aanmerking voor de vaststelling van het financieringskostensurplus (2).
(2) Daarmee worden de zogenaamde 'oude' leningen bedoeld zoals opgenomen in art. 198/1, § 2, tweede lid, WIB 92 (zie eveneens de circulaire 2019/C/89 over de grandfathering regeling van de interestaftrekbeperking, van 11.09.2019).
3. Elke belangrijke of fundamentele wijziging vanaf 17.06.2016 aan een lening die voor de grandfathering regeling in aanmerking komt, zorgt ervoor dat de betrokken lening in principe haar karakter van oude lening verliest (3).
(3) Zie nr. 8 van de voormelde circulaire 2019/C/89 van 11.09.2019.
4. De uitzonderlijke situatie die wordt veroorzaakt door Covid-19 en de maatregelen die in dat verband werden opgelegd door de federale regering, zullen onvermijdelijk nadelige gevolgen hebben voor de liquide middelen en de solvabiliteit van sommige ondernemingen. In dat verband kunnen voor bepaalde leningen specifieke betalingsmodaliteiten worden toegestaan.
5. Een betalingsuitstel voor ondernemingskredieten (4) bij een financiële instelling in het kader van de crisis door Covid-19 houdt bijvoorbeeld in dat de onderneming gedurende maximaal 6 maanden geen aflossingen van kapitaal moet doen. De interesten blijven wel verschuldigd.
(4) Het betreft meer bepaald kredieten met een vast aflossingsplan, kaskredieten en vaste voorschotten.
6. Die betalingsmodaliteiten zijn uiteraard onderworpen aan bepaalde voorwaarden. Zo moet de onderneming die er beroep op wil doen, kunnen aantonen dat ze betalingsproblemen heeft omwille van de crisis door Covid-19.
7. Naast de ondernemingskredieten bij financiële instellingen zou het eveneens kunnen dat er in het kader van de crisis door Covid-19 aan intragroepsleningen specifieke modaliteiten worden toegestaan die verband houden met de betaling van de interesten of de kapitaalaflossingen.
8. De algemene regel dat er geval per geval zal moeten worden nagegaan of een wijziging al dan niet fundamenteel is, blijft onverkort van toepassing (5).
(5) Zie nr. 9 van de voormelde circulaire 2019/C/89 van 11.09.2019.
9. Het toestaan van specifieke betalingsmodaliteiten voor leningen die werden afgesloten vóór 17.06.2016 moet niet worden beschouwd als een fundamentele wijziging wanneer:
- de belastingplichtige kan aantonen dat de betalingsproblemen het gevolg zijn van de crisis door Covid-19, en
- de betalingsmodaliteiten blijken uit een goedgekeurde aanvraag bij een financiële instelling of opgenomen zijn in een aanvullende overeenkomst.
Die leningen zullen met andere woorden in aanmerking kunnen blijven komen voor de bedoelde grandfathering regeling.
10. Die betalingsproblemen, die voortvloeien uit een algemeen liquiditeits- en solvabiliteitsprobleem, kunnen inzonderheid blijken uit een daling van de omzet of activiteit, de tijdelijke of volledige werkloosheid van het personeel of de tijdelijke sluiting als gevolg van de maatregelen die door de federale regering werden opgelegd in het kader van de bestrijding van Covid-19.
11. De specifieke betalingsmodaliteiten moeten in het kader van de crisis door Covid-19 aan die 'oude' leningen worden toegestaan vóór 30.06.2020 en ze mogen ten laatste tot 31.12.2020 lopen.µ
NAMENS DE MINISTER:
Voor de Administrateur-generaal van de Fiscaliteit,
D. DELVAUX
Adviseur-generaal
Bron: Fisconetplus