De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Belasting over de toegevoegde waarde publiceerde op 14/02/2022 de Circulaire 2022/C/18 betreffende de wijzigingen aangebracht op het vlak van btw aan de fiscale procedure door de wet van 27.06.2021 houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van de wet van 18.09.2017 tot voorkoming van het ...
Samenvatting: Deze commentaar handelt over de wijzigingen aangebracht op het vlak van btw aan de fiscale procedure door de wet van 27.06.2021 houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten (BS 30.06.2021)
Inhoud
3. Beschikbaar stellen van fiscale gegevens aan lokale besturen
1. Inleiding
De wet van 27.06.2021 houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten (BS 30.06.2021) (hierna ‘de wet van 27.06.2021’) brengt wijzigingen aan op het vlak van btw aan de fiscale procedure.
Deze wijzigingen hebben betrekking op:
- de terbeschikkingstelling van de op informatiedragers geplaatste gegevens via een beveiligd elektronisch platform van de FOD Financiën;
- het beschikbaar stellen van fiscale gegevens aan lokale besturen.
2. Terbeschikkingstelling op een beveiligd elektronisch platform van op informatiedragers geplaatste gegevens
2.1. Wettelijke bepalingen
Artikel 106 van de wet van 27.06.2021 voegt tussen het vierde en het vijfde lid van artikel 61, § 1, van het Btw-Wetboek een lid toe, luidende:
“Onverminderd het recht van de belastingplichtige om mondelinge inlichtingen te vragen of te geven, heeft de voorlegging van de boeken, facturen, kopieën van facturen en andere stukken of hun kopieën bedoeld in het eerste lid, voor de natuurlijke personen en rechtspersonen bedoeld in het vierde lid, eveneens betrekking op de terbeschikkingstelling van die boeken, facturen en andere stukken via een beveiligd elektronisch platform van de FOD Financiën.”.
2.2. Commentaar
Artikel 61 van het Btw-Wetboek voorziet in de verplichting, voor eenieder die tot bewaring is gehouden overeenkomstig artikel 60 van het Btw-Wetboek, de boeken, facturen, kopieën van facturen en andere stukken of hun kopieën voor te leggen, dit teneinde de juiste belastingheffing in zijnen hoofde of in hoofde van derden te kunnen nagaan.
Deze verplichting tot voorlegging wordt historisch verwezenlijkt zonder verplaatsing.
Door te bepalen dat de boeken en stukken zonder verplaatsing moeten worden voorgelegd heeft de wetgever de btw-plichtige de last willen besparen deze te moeten overbrengen naar een andere plaats. De verplichting tot voorlegging ter plaatse houdt niettemin in dat de belastingplichtige steeds middelen en mensen moet vrijmaken om een bezoek ter plaatse door de fiscale ambtenaar mogelijk te maken.
De nieuwe bepaling voorziet dat de voorlegging bedoeld in het eerste lid van artikel 61 van het Btw-Wetboek eveneens betrekking heeft op de terbeschikkingstelling van die boeken, facturen en andere stukken via een beveiligd elektronisch platform van de FOD Financiën.
Dankzij de ontwikkeling van de informatica de laatste jaren kan het ongemak van een controle ter plaatse voor de btw-plichtige in grote mate worden weggenomen door de boeken en stukken elektronisch over te maken, wanneer die boeken en stukken in een elektronisch formaat worden bewaard. De wil om de belastingplichtige met de invoering van dit lid niet overmatig te belasten, wil ook zeggen dat de administratie van deze mogelijkheid oordeelkundig gebruik zal maken, in het licht van de feitelijke omstandigheden van elk geval.
De verwijzing, in artikel 61, § 1, vijfde lid (nieuw), van het Btw-Wetboek, naar de natuurlijke personen en rechtspersonen bedoeld in het vierde lid betekent dat het hier uitsluitend om de verplichting tot voorlegging gaat wanneer “de boeken, facturen en andere stukken in een elektronisch formaat worden bewaard”.
In de mate dat bedoelde personen geen beroep doen op een informaticasysteem, zijn zij bijgevolg uitgesloten van de toepassing van dit nieuwe lid. Met andere woorden, deze elektronische terbeschikkingstelling heeft enkel betrekking op boeken en stukken die digitaal beschikbaar zijn. De boeken en stukken die enkel op papier worden gehouden (en bewaard), dienen enkel op papier te worden voorgelegd en vallen buiten het toepassingsgebied van artikel 61, § 1, vijfde lid (nieuw), van het Btw-Wetboek. Derhalve dient, indien de boekhouding slechts deels elektronisch wordt bewaard, deze ook slechts deels elektronisch ter beschikking te worden gesteld.
Het spreekt voor zich dat, wanneer een btw-plichtige daarom is verzocht, de boeken en stukken die elektronisch worden bewaard, eveneens door de lasthebber aangeduid door de btw-plichtige ter beschikking kunnen worden gesteld van de administratie op het elektronisch platform in de zin als bedoeld in artikel 61, § 1, vijfde lid (nieuw), van het Btw-Wetboek.
Bovendien voert het nieuwe vijfde lid slechts een bijkomende wijze van overdracht van de gegevens in. Het wijzigt niet de bestaande fiscale onderzoeksbevoegdheden waarover de administratie beschikt en verhindert in geen enkel geval dat door de administratie een controle ter plaatse wordt uitgevoerd vóór of nadat de gegevens ter beschikking zijn gesteld op een elektronisch platform.
Tevens voert de zinsnede “Onverminderd het recht van de belastingplichtige om mondelinge inlichtingen te vragen of te geven” geen nieuwe of bijkomende rechten in het leven voor de belastingplichtige maar deze heeft betrekking op de reeds bestaande mogelijkheid voor de belastingplichtige om mondeling in dialoog te treden met de fiscale controleur. De belastingplichtige kan, bijvoorbeeld, uitleg vragen bij zijn dossier of kan vragen stellen wat het verdere verloop van de procedure betreft.
De voorleggingsplicht inzake inkomstenbelastingen (artikel 315 en 315bis WIB 92) is op gelijkaardige wijze aangepast.
2.3. Inwerkingtreding
Artikel 61, § 1, vijfde lid (nieuw), van het Btw-Wetboek treedt in werking op de tiende dag na de publicatie ervan in het Belgische Staatsblad, meer bepaald op 10.07.2021.
3. Beschikbaar stellen van fiscale gegevens aan lokale besturen
3.1. Wettelijke bepalingen
Artikel 108 van de wet van 27.06.2021 wijzigt artikel 93bis, tweede lid, van het Btw-Wetboek. Het artikel luidt als volgt:
“In artikel 93bis, tweede lid, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1978 en gewijzigd bij de wetten van 10 februari 1981 en 28 december 1992, worden de woorden “aan de administraties van de Gemeenschappen en de Gewesten van de Belgische Staat, aan de parketten en de griffies van de hoven, van de rechtbanken en van alle rechtsmachten, en” vervangen door de woorden “aan de parketten en de griffies van de hoven en van alle rechtscolleges, aan de administraties van de gemeenschappen, de gewesten, de provincies, de agglomeraties, de federaties van gemeenten en de gemeenten, evenals”.”
Artikel 93bis, 2de lid, van het Btw-Wetboek als gewijzigd door artikel 108 van de wet van 27.06.2021 luidt als volgt:
“De ambtenaren van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde, oefenen hun ambt uit wanneer zij aan andere administratieve diensten van de Staat, aan de parketten en de griffies van de hoven en van alle rechtscolleges, aan de administraties van de gemeenschappen, de gewesten, de provincies, de agglomeraties, de federaties van gemeenten en de gemeenten, evenals aan de openbare instellingen of organismen inlichtingen verstrekken. De inlichtingen worden aan de bovengenoemde diensten verstrekt voor zover zij nodig zijn om de uitvoering van hun wettelijke of bestuursrechtelijke taken te verzekeren. Dit verstrekken van inlichtingen moet gebeuren met inachtneming van de bepalingen van de ter zake door de Europese Gemeenschappen uitgevaardigde reglementering.”
3.2. Commentaar
De ambtenaren van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde zijn buiten het uitoefenen van hun ambt, verplicht tot de meest volstrekte geheimhouding aangaande alle zaken waarvan zij wegens de uitvoering van zijn opdracht kennis hebben (artikel 93bis van het Btw-Wetboek). Hetzelfde principe geldt met betrekking tot de ambtenaren van de administratie belast met de vestiging, of deze belast met de inning en de invordering, van de inkomstenbelastingen en van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie (artikel 337 WIB 92).
Wanneer de ambtenaren belast met de belasting over de toegevoegde waarde inlichtingen verstrekken aan de administratieve diensten en openbare instellingen en organismen vermeld in artikel 93bis, tweede lid, van het Btw-Wetboek, onder de voorwaarden vermeld in diezelfde bepaling, oefenen zij hun ambt uit.
De lokale besturen (meer bepaald de administraties van de provincies, de agglomeraties, de federaties van gemeenten en de gemeenten) waren voor de inwerkingtreding van artikel 108 van de wet van 27.06.2021 niet opgenomen in artikel 93bis, tweede lid, van het Btw-Wetboek.
Concreet betekende dit dat voormelde bepaling de fiscale ambtenaren of fiscale administratie niet toelieten om fiscale inlichtingen te verstrekken aan deze lokale besturen.
In artikel 93bis, tweede lid, van het Btw-Wetboek worden nu de administraties van de provincies, de agglomeraties, de federaties van gemeenten en gemeenten toegevoegd aan de administratieve diensten waaraan fiscale inlichtingen kunnen worden verstrekt onder welbepaalde voorwaarden.
Meer bepaald kunnen, overeenkomstig voormelde bepalingen, aan de administraties van de voormelde lokale besturen enkel die inlichtingen verstrekt worden die de betreffende lokale besturen nodig hebben voor de hun opgedragen uitvoering van wettelijke of reglementaire bepalingen.
Het komt aan deze lokale besturen toe daarvan het bewijs te leveren zodat de FOD Financiën kan beoordelen of aan de wettelijke voorwaarden is voldaan en of de gevraagde gegevens kunnen worden verstrekt zonder schending van het fiscaal beroepsgeheim.
Het is tevens belangrijk er op te wijzen dat de personen die deel uitmaken van de diensten waaraan de fiscale administratie inlichtingen van fiscale aard heeft verstrekt, de bekomen inlichtingen niet kunnen gebruiken buiten het kader van de wettelijke bepalingen voor de uitvoering waarvan ze zijn verstrekt, en dit overeenkomstig artikel 93bis, derde lid, van het Btw-Wetboek. Op grond van deze bepaling zijn voormelde personen bovendien tot dezelfde geheimhouding verplicht als de fiscale ambtenaren.
Het beroepsgeheim inzake inkomstenbelastingen (artikel 337 WIB 92) werd op gelijkaardige wijze aangepast.
3.3. Inwerkingtreding
De voormelde wijziging van artikel 93bis, tweede lid, van het Btw-Wetboek treedt in werking op de tiende dag na de publicatie ervan in het Belgische Staatsblad, meer bepaald op 10.07.2021.
Bron: Fisconetplus