De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Belasting over de toegevoegde waarde publiceerde op 05/12/2023 de Circulaire 2023/C/96 betreffende de btw-behandeling van de afdrachten door ziekenhuisartsen aan ziekenhuizen en andere zorginstellingen.
Deze circulaire handelt over de kwalificatie van het gedeelte van het ereloon dat zorgverleners afstaan aan de zorginstelling ingevolge de artikelen 154 en 155 van de gecoördineerde wet van 10.07.2008.
Overeenkomstig artikelen 154 en 155 van de gecoördineerde wet van 10.07.2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen dekken de honoraria van de aan de ziekenhuizen verbonden artsen alle kosten die direct of indirect verbonden zijn aan de uitvoering van medische prestaties, zoals onder meer kosten van medisch, verpleegkundig, paramedisch, verzorgend, technisch, administratief, onderhouds- en ander hulppersoneel, kosten verbonden aan gebruik van lokalen, kosten van aanschaffing, vernieuwing, grote herstellingen en onderhoud van de benodigde uitrusting, kosten van materiaal en geneeskundige verbruiksgoederen en kosten van goederen en door derden geleverde diensten met betrekking tot de gemeenschappelijke diensten, die niet door het budget van financiële middelen worden vergoed.
In dit opzicht kunnen de inhoudingen ten laste van ziekenhuisartsen alsook hun afdrachten aangemerkt worden als werkingsmiddelen ten bate van de zorginstelling die niet onderworpen zijn aan btw.
Dit is zelfs zo indien die afdrachten of inhoudingen afzonderlijk worden gefactureerd. Er moet dan wel ondubbelzinnig blijken dat het gaat om de in de artikelen 154 en 155 van voornoemde wet bedoelde inhoudingen of afdrachten.
Het standpunt opgenomen onder FAQ nr. 8 van de circulaire 2019/C/46 van 04.06.2019 inzake de btw betreffende praktische toepassingsgevallen van samenwerkingsverbanden in de (para)medische sector van met betrekking tot de inhoudingen (1) alsook elke andersluidende commentaar wordt in die zin ingetrokken met ingang van 01.01.2024.
(1) De administratie nam in die circulaire het standpunt in dat het gedeelte van de erelonen die ziekenhuizen niet doorstorten naar de artsen een essentieel onderdeel vormt van de behandeling van de patiënt gericht op diens genezing en om die reden vrijgesteld was op grond van artikel 44, § 2, 1°, van het Btw-Wetboek.
Bron: Fisconetplus