Het probleem van schooluitval: België behoort tot de slechtste leerlingen van Europa

Het motto van de vorige regering was werk, werk, werk; vooral in de publieke sector. Laten we hopen dat dat van de volgende regering onderwijs, onderwijs, onderwijs zal zijn. “Een school openen is een gevangenis sluiten”, zei Victor Hugo. Inderdaad, jongeren die kunnen lezen en schrijven zijn een voorwaarde sine qua non voor integratie in de samenleving.

Een van de basiscriteria om het onderwijs te evalueren zou kunnen zijn het aantal leerlingen dat voldoende basiskennis in lezen heeft. Het laagste kennisniveau is het begrijpen van een eenvoudige zin, eventueel met illustraties. Niet minder dan 19,3 % van de Vlaamse leerlingen, 21 % van de Duitstalige Belgische leerlingen en 24 % van de Franstalige Belgische leerlingen bereiken dit referentieniveau niet. De OESO heeft onderzocht in hoeverre kinderen over een voldoende basis beschikken om met het basisonderwijs te beginnen. De regio in Europa waar de kinderen het minst voorbereid zijn, is Vlaanderen, gevolgd door Wallonië. Voor de cijferliefhebbers: slechts 10 % van de Vlamingen kan aan het begin van het eerste schooljaar goed lezen en schrijven, tegen 11 % van de Franstalige Belgen. Ter vergelijking: in Spanje is dit percentage 43 %. Het basisonderwijs begint dus al met een aanzienlijke achterstand.

Het secundair onderwijs in België kent een van de hoogste schooluitvalcijfers van Europa. Het betreft niet minder dan 12 % van de Belgen. Onder niet-Europese burgers die in België naar school gaan, bedraagt dit cijfer 26 % (cijfers van 2011). Wat kan men vandaag de dag doen zonder middelbareschooldiploma? Van de ene werkloosheidsstatus naar de andere gaan?


“BELGISCH ONDERWIJS IS HET DUURSTE VAN DE EUROPESE UNIE.”


Universitaire studies zijn niet langer voorbehouden aan een elite. En dat is een goede zaak. Ons universitair onderwijs is zeer betaalbaar in vergelijking met andere landen. Dat betekent niet dat ons onderwijs goedkoop is, maar dat het wordt betaald door de belastingbetaler in plaats van door de student zelf. Het probleem is dat het niveau ervan voortdurend daalt. De vraag is niet langer of men slaagt of niet, maar hoeveel jaren men ervoor nodig heeft. Het aantal studenten dat hun universitaire studie binnen de theoretische tijd afrondt, is beschamend laag. In de Franse Gemeenschap behaalt slechts 13 % hun diploma binnen de theoretische tijd. In Vlaanderen is het cijfer twee keer zo hoog, namelijk 26 %. Maar er is geen reden om victorie te kraaien, want het OESO-gemiddelde is 33 %. Opmerkelijk is dat in de meeste landen de meisjes het beter doen. In de Franse Gemeenschap is dit 25 %, in Vlaanderen 37 % en het OESO-gemiddelde is 43 %. Een beleid dat om populistische redenen geen rekening houdt met deze cijfers, is in feite crimineel.

De kritische lezer zou uit deze spectaculaire cijfers kunnen afleiden dat België meer zou moeten investeren in onderwijs. En toch geven de Gemeenschappen samen bijna 22 miljard euro per jaar uit aan onderwijs, wat neerkomt op 2.000 euro per Belg. Uitgedrukt als percentage van het BBP van België komt dit neer op 6,3 %. Belgisch onderwijs is dus het duurste van de Europese Unie en 23 % duurder dan het gemiddelde van de OESO-landen (dat 5,1 % is).

Kortom, de hoogste prijs gaat gepaard met een lagere kwaliteit. Dit hypothekeert de toekomstige welvaart van onze gemeenschappen. Voor onderwijzers is het vaak een enorme en ondankbare taak. België heeft het hoogste aantal onvervulde vacatures in Europa. Meer dan 20 % van de nieuwe leraren stopt binnen vijf jaar. En zij vertegenwoordigen het beroep met het hoogste percentage burn-out (21 %). Er is veel werk aan de winkel.


Mots clés

Articles recommandés