Als het te warm wordt op het werk, hebben werknemers recht op een aantal beschermende maatregelen. Arbeiders die in kleinere ondernemingen werken, zijn niet steeds op de hoogte van dit recht.
De regels over het werk bij hoge omgevingstemperaturen zijn vastgelegd in titel 1 betreffende de thermische omgevingsfactoren van boek V van de codex over het welzijn op het werk. De actiewaarden voor blootstelling aan warmte zijn vastgesteld uitgaande van de WBGT-index in functie van de fysieke werkbelasting:
Meer informatie daarover: Hoe meet u de temperatuur ?
Wanneer de WBGT-index de 29 overschijdt bij lichte fysieke werkbelasting, 26 bij halfzware fysieke werkbelasting, 22 bij zware fysieke werkbelasting en 18 bij zeer zware fysieke werkbelasting, moet de werkgever de volgende maatregelen nemen:
Het spreekt voor zich dat werkgevers niet moeten wachten tot de actiewaarden overschreden zijn om maatregelen te treffen, zodat hun werknemers hun taken kunnen uitoefen zonder te lijden onder de hinder van de warmte.
Wanneer werknemers vinden dat er maatregelen moeten getroffen worden, kunnen ze terecht bij het comité voor preventie en bescherming op het werk of de arbeidsarts.
De arbeidsarts stelt vast hoeveel fysieke inspanning een bepaald soort werk vraagt. Als aanduiding kunnen een aantal voorbeelden helpen: secretariaatswerk (zeer licht), handenarbeid aan een tafel (licht), staande arbeid (halfzwaar), grondwerken (zeer zwaar). Als de maximumtemperatuur overschreden wordt, moet de werkgever:
Duurt de hinder voort, wat onder meer kan blijken uit een rondvraag bij de werknemers, dan moet de werkgever rusttijden toestaan. Hij of zij kan bovendien autonoom beslissen om tijdelijke werkloosheid in te voeren. Tijdens deze periode krijgt de werknemer werkloosheidsuitkeringen van de RVA die, onder meer in de bouwsector, aangevuld worden met een vergoeding uit een fonds voor bestaanszekerheid.
Bij aanhoudend warm weer treden er ook dikwijls verhoogde ozonconcentraties op. Over de bescherming tegen ozon van klimatologische oorsprong zijn in de arbeidsreglementering geen afzonderlijke bepalingen opgenomen. Dat wil echter niet zeggen dat er geen maatregelen getroffen moeten worden.
Blootstelling aan ozon van klimatologische oorsprong dient beschouwd te worden als een arbeidsrisico waartegen preventieve maatregelen moeten worden voorzien. Omdat de ozonconcentratie binnenshuis beduidend lager is dan buitenshuis, moeten deze maatregelen zich vooral richten tot werknemers die in open lucht werken.
U vindt meer informatie onder het thema Welzijn op het werk > Thermische omgeving
Omdat de ozonconcentratie binnenshuis beduidend lager is dan buitenshuis, moeten deze maatregelen zich vooral richten tot werknemers die in open lucht werken. Er moet aandacht besteed worden aan bijzonder gevoelige risicogroepen (‘responders’, werknemers met ademhalingsproblemen, werknemers met cardiovasculaire belasting, zwangere werkneemsters en oudere werknemers). De beste bescherming wordt geboden door organisatorische maatregelen, zoals bijvoorbeeld:
Voor het invoeren van deze maatregelen kan men zich baseren op de meetresultaten en de voorspellingen van de Intergewestelijke Cel voor het Leefmilieu (IRCEL) die via het internet een bulletin met de ozonconcentraties in de omgevingslucht in België verspreidt (www.irceline.be)
Het plan Hittegolf en Ozonpieken (PDF) van de Gemengde Interministeriële Conferentie voor het Leefmilieu en Gezondheid (GICLG), te raadplegen op de website van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu geeft bijkomende informatie over dit onderwerp.