De Vivaldi-regering loopt stilaan op zijn laatste benen. In de laatste twee maanden voor de verkiezingen kunnen we nog weinig beleid verwachten, zodat we stilaan de balans kunnen maken van de verwezenlijkingen van de regering. Op fiscaal vlak werd er jammer genoeg weinig progressie gemaakt, al is dan niet te wijten aan de werkijver van Minister van Financiën Vincent Van Peteghem. Halverwege de legislatuur heeft de Minister immers een ambitieus fiscaal hervormingsplan voorgesteld, dat eigenlijk vrij positief werd onthaald, maar de politieke eindmeet niet heeft gehaald. En dat is bijzonder jammer. Met enig cynisme kunnen we echter wel stellen dat de regering zich op dat vlak heeft gehouden aan het regeerakkoord, dat enkel voorziet dat er een fiscale hervorming “moet worden voorbereid”, en niet “moet worden uitgevoerd.”
Maar het regeerakkoord voorziet ook nog in andere fiscale ambities. Zo stelt het regeerakkoord: “Er zal een fiscaal charter worden ingesteld, evenals een gedragscode inzake wederzijds respect en professionalisme om de betrekkingen tussen de fiscale controlediensten en de ondernemers in het kader van de fiscale controles en fraudebestrijdingsprocedures te verbeteren.” En wat deze taxificatie-ambitie betreft, kunnen we ronduit stellen dat de regering tekort heeft geschoten. Er is geen enkele stap gezet om de betrekkingen tussen de fiscale administratie en de ondernemers te verbeteren, wel in tegendeel. De regering heeft immers tal van proceduremaatregelen ingevoerd om de bevoegdheid van de administratie te versterken, zoals de invoering van een dwangsom en het verlengen van de onderzoekstermijnen voor de administratie. In plaats van taxificatie heeft de regering met deze maatregelen het fiscaal conflictmodel enkel maar scherper gesteld, en dat is bijzonder betreurenswaardig.
Enkele weken terug werd in Gent een taxificatie-congres georganiseerd waarbij het fiscale middenveld in discussie kon gaan met de administratie en de politiek. Tijdens dit congres werden verschillende waardevolle voorstellen gedaan om het huidige fiscaal conflictmodel om te turnen tot een fiscaal samenwerkingsmodel. Zo werd onder andere voorgesteld om te voorzien in een unieke helpdesk om belastingplichtigen bij te staan, om waarderingsverslagen automatisch te accepteren en om de fiscale bemiddeling uit te breiden.
Een voorstel dat echter bijzondere aandacht verdient is “le droit à l’erreur”. Dit omvat het recht van de belastingplichtige, particulier of onderneming, om fouten te maken en dit zonder dat ze daarvoor gestraft worden door de fiscale administratie. De huidige fiscale regelgeving in ons land is op dat vlak uitermate streng. Illustratief is de BTW-wetgeving, die bij fouten bij de opmaak van een factuur automatisch voorziet in een boete gelijk aan 200% van de verschuldigde BTW. En ook in de Inkomstenbelastingen worden voor om het even welke fout in de aangifte sancties opgelegd die tot 200% van de belasting kunnen oplopen, zij het dat de administratie hier kan afzien van sanctionering “bij ontstentenis van kwade trouw”, hetgeen dan door de belastingplichtige zelf moet worden aangetoond.
Wie echter in de fiscale praktijk staat, weet dat bij fiscale controles sancties schering en inslag zijn, en dat er bijzonder weinig begrip bij de fiscale administratie bestaat voor de belastingplichtige. Nochtans zou iedereen moeten beseffen dat de complexiteit van de fiscale wetgeving enorm is toegenomen en dat het zelfs voor professionals niet evident meer is om alles nog te kunnen volgen, laat staan dat dit voor de belastingplichtige nog doenbaar is.
Tijdens het taxificatie-congres werd dan ook voorgesteld om het Franse systeem van ‘le droit à l’erreur” ook in België in te voeren. In Frankrijk werd een systeem ingevoerd waarbij de fiscale administratie altijd dient uit te gaan van de goede trouw van de belastingplichtige. Dit betekent dat een belastingplichtige die voor de eerste maal een bepaalde fout heeft gemaakt, daarvoor niet wordt gesanctioneerd door de fiscale administratie op voorwaarde uiteraard dat de belastingplichtige zijn fiscale situatie geregulariseerd. Indien de fiscale administratie wel wil sanctioneren, dan moet zij aantonen dat de belastingplichtige ter kwader trouw is of heeft gefraudeerd. Dit Franse systeem van vermoeden van goede trouw verdient meer dan een aanbeveling. Dit systeem zorgt niet alleen voor een respectvolle verhouding tussen de fiscale administratie en de belastingplichtigen, maar zorgt er ook voor dat heel wat frustraties uit het fiscaal proces verdwijnen. Fiscale fouten die het gevolg zijn van pure onwetendheid of van een verkeerde inschatting worden in dit systeem niet meer gesanctioneerd, en dit eigenlijk niet meer dan logisch.
In dezelfde zin werd op het taxificatiecongres ook voorgesteld om het systeem van de “correctieve fiscale controle” voor eenmanszaken en KMO’s in te voeren. Hierbij is het de bedoeling om nieuw opgestarte eenmanszaken en KMO’s binnen de twee jaar na de opstart te onderwerpen aan een (para)fiscale controle met als enkel doel de onderneming preventief door te lichten en waar nodig louter bijsturende aanbevelingen te geven oa op het vlak van de boekhouding en de administratieve modus operandi. Behoudens het geval van fraude, wordt ook hier niet sanctionerend, doch enkel bijsturend opgetreden.
Bij deze doen wij dan ook een warme oproep om deze voorstellen ter harte te nemen en effectief te implementeren. Maar dat vereist dan wel een mindswitch zowel bij de administratie als bij de politiek.