"The evidence is clear: the time for action is now. We can halve emissions by 2030"
Dit 3een laatste deel vormt een aanvulling op deel 1 (wetenschappelijke elementen) en deel 2 (gevolgen, aanpassing en kwetsbaarheid) van het 6eevaluatierapport. Van deze 3 samen zal een syntheserapport worden opgesteld, waarvan de publicatie voorzien is voor oktober 2022.
Dit nieuwe rapport, dat gebaseerd is op de meest recente wetenschappelijke gegevens, geeft een geactualiseerde stand van zaken van de mondiale tendensen in de uitstoot van broeikasgassen, de vooruitgang bij het terugdringen van deze uitstoot, de veranderingen die nodig zijn om de opwarming van de aarde te beperken, de verbanden met andere beleidsvlakken en de beschikbare middelen om de responsmaatregelen te versterken.
Volgens het nieuwe rapport lijdt het geen twijfel dat er onmiddellijk drastische en wereldwijde maatregelen moeten worden genomen om te voorkomen dat de in deOvereenkomst van Parijsbedoelde opwarmingslimiet van 1,5°C (50% kans) of 2°C (66% kans) wordt overschreden.
Bij ongewijzigd beleid stevent de wereld af op een opwarming van 2,2 tot 3,5°C (mediaan: 3,2°C) tegen 2100, wat zeer ernstige gevolgen zou hebben voor de toekomstige ontwikkeling van onze samenlevingen.
Er is nog een kans op actie die ons in staat zou stellen een ontwikkelingstraject in te zetten dat verenigbaar is met de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs: dit impliceert dat alle landen de klimaatambities die zij tijdens deCOP26in Glasgow in november 2021 hebben aangekondigd, naar boven bijstellen en resoluut werk maken van een transitiebeleid in alle sleutelsectoren van de economie.
Belangrijkste boodschappen uit het verslag
> Recente uitstoottendensen
De uitstoot van broeikasgassen is het afgelopen decennium (2010-2019) blijven toenemen, maar met een gemiddeld stijgingspercentage dat lager is dan in het voorgaande decennium.
De uitstoot is sinds 2010 in de belangrijkste sectoren wereldwijd toegenomen. Uitstootreducties als gevolg van technologische verbeteringen zijn onvoldoende gebleken om de toename van de uitstoot als gevolg van de groei van de bedrijvigheid in de verschillende sectoren (industrie, energieproductie, transport, landbouw, gebouwen) te compenseren.
De bijdragen van de verschillende regio's in de wereld aan de mondiale uitstoot blijven grote verschillen vertonen, deels als gevolg van verschillen in ontwikkelingsniveau, hoewel er ook grote verschillen worden waargenomen tussen regio's met een vergelijkbaar inkomensniveau. De 10% huishoudens met de hoogste uitstoot per hoofd van de bevolking dragen onevenredig (34-45%) bij aan de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen door huishoudens.
De kosten van veel koolstofarme technologieën zijn sinds 2010 gestaag gedaald. Gerichte beleidsmaatregelen hebben deze kostenverlagingen mogelijk gemaakt en bijgedragen tot de wijdverspreide verspreiding van deze technologieën.
Digitalisering kan bijdragen tot een vermindering van de uitstoot, maar kan ook negatieve gevolgen hebben als ze niet goed wordt gecontroleerd.
De wereldwijde broeikasgasuitstoot in 2030 die het resultaat zou zijn van de uitvoering van de toezeggingen die vóór COP26 zijn gedaan ("nationaal bepaalde bijdragen"), zouden het waarschijnlijk maken dat de opwarmingsdrempel van 1,5°C in de loop van de 21eeeuw wordt overschreden (NB: het in 2020 gevoerde beleid leidt tot een hogere uitstoot dan deze die in deze toezeggingen zijn opgenomen); onder deze omstandigheden zou het beperken van de opwarming tot minder dan 2°C een spoedige versnelling van de reductie-inspanningen na 2030 vereisen
> Omvormingen nodig om de opwarming te beperken
Volgens de modellen moet de uitstoot tegen 2025 zijn gedaaldom de opwarming onder 1,5 of 2°C te houden, wat inhoudt dat onmiddellijk actie moet worden ondernomen en dat de uitstoot in de komende decennia sterk moeten worden teruggedrongen.Zonder een krachtiger beleid zal de uitstoot ook na 2025 blijven toenemen, met een opwarming van 2,2 tot 3,5°C (mediaan: 3,2°C) in 2100 tot gevolg. (NB: in de samenvatting van het IPCC betekent een beperking tot 1,5°C standaard dat er ten minste 50% kans is om onder een gemiddelde opwarming van 1,5°C ten opzichte van het pre-industriële niveau te blijven, en een beperking tot 2°C betekent dat er ten minste 67% kans is om onder de 2°C te blijven).
Uitstoottrajecten die verenigbaar zijn met de 1,5°C-drempel bereiken koolstofneutraliteit (nul netto CO₂-uitstoot wereldwijd) in 2050 (2070 voor de 2°C-drempel). De meeste van de trajecten gaan dan in de richting van negatieve netto-uitstoot.Deze trajecten impliceren ook aanzienlijke uitstootverminderingen voor de andere broeikasgassen. De hoogte van de temperatuurpiek hangt af van het niveau van de cumulatieve CO₂-uitstoot voordat koolstofneutraliteit wordt bereikt en van de evolutie van de uitstoot van andere broeikasgassen. Diepgaande reducties van deze andere broeikasgassen, met name methaan, tegen 2030 en 2040 zouden de hoogte van de temperatuurpiek verminderen en ons minder afhankelijk maken van negatieve netto-uitstoot in de 2ehelft van de eeuw.
Alle uitstoottrajecten die verenigbaar zijn met de limiet van 1,5 of 2°C impliceren een snelle (of zelfs onmiddellijke) en drastische vermindering van de uitstoot in alle sectoren. De strategieën om deze verminderingen te verwezenlijken omvatten de overgang van fossiele brandstoffen zonder CCS (koolstofafvang en -opslag) naar koolstofvrije of koolstofarme bronnen (zoals hernieuwbare energiebronnen), maatregelen om de vraag te beheersen en de energie-efficiëntie te verhogen, vermindering van de niet-CO₂-uitstoot en de inzet van CO₂-afvang- en -opslagtechnologieën om de resterende uitstoot te compenseren.
Het terugdringen van de uitstoot van de energiesector vergt ingrijpende veranderingen, waaronder een aanzienlijke vermindering van het gebruik van fossiele brandstoffen, de inzet van uitstootarme energiebronnen, de overschakeling op alternatieve energiedragers, en de efficiëntie en het behoud van energiebronnen. De voortzetting van de installatie van infrastructuur op basis van fossiele brandstoffen (zonder CCS) zal leiden tot uitstoot in de toekomst (lock-in). Koolstofneutraliteit in deindustriekan worden bereikt door de transformatie van productieprocessen, het circulaire karakter van materiaalstromen, de beheersing van de vraag, en het gebruik van koolstofvrije energiebronnen en -dragers.
Stedelijke gebiedenkunnen naar koolstofneutraliteit toewerken door een systematische omschakeling van de infrastructuur en de stedelijke planning. Dit omvat een vermindering van het energie- en materiaalverbruik, elektrificatie, het absorberen van koolstof in de stedelijke omgeving en de vermindering van de uitstoot langs de toeleveringsketens.
Passende beleidsmaatregelen die gericht zijn op debouwsector(nieuwe gebouwen en renovatie van bestaande gebouwen) kunnen er in aanzienlijke mate toe bijdragen dat de sector tegen 2050 koolstofarm is, en tegelijkertijd helpen om gebouwen aan te passen aan het toekomstige klimaat.
Maatregelen ter beheersing van de vraag en koolstofarme technologieën kunnen de uitstoot in detransportsectorin de ontwikkelde landen terugdringen en de groei in de ontwikkelingslanden afremmen. Elektrische auto's hebben het grootste decarbonisatiepotentieel voor vervoer over land.
Duurzame agrobrandstoffenkunnen op korte en middellange termijn extra voordelen opleveren; zij kunnen ook bijdragen tot een vermindering van de uitstoot van het vrachtvervoer over zee, door de lucht en over de weg, net zoals waterstof en synthetische brandstoffen (mits technologische verbetering en kostenvermindering). Veel strategieën om de uitstoot in de transportsector terug te dringen, hebben meerdere nevenvoordelen, zoals een betere luchtkwaliteit, gezondheid, billijke toegang tot vervoersdiensten, minder files en minder vraag naar materialen.
Het actiepotentieel in de sectoren bodem,landbouwenbosbouwmaakt grootschalige uitstootverlagingen (of een grotere absorptie) mogelijk, maarcompenseertniet volledig de uitstoot die het gevolg is van te laat genomen maatregelen in andere sectoren. Er zijn veel kansen voor co-benefits (behoud van biodiversiteit, ecosysteemdiensten, bestaansmiddelen) en risicobeperking (onder meer door aanpassing).
Maatregelenaan de vraagzijde(met inbegrip van sociaal-culturele en gedragsveranderingen) eninnovaties in de dienstverlening aan eindgebruikersbieden het potentieel voor aanzienlijke uitstootverlagingen (40-70% in 2050) in de verbruikende sectoren, terwijl het welzijn wordt verbeterd.
Om koolstofneutraliteit te bereiken is het onvermijdelijk datCO₂-onttrekkingstechnologieënworden ingezet om de resterende uitstoot te compenseren. De schaal en het tijdschema voor de invoering ervan zullen afhangen van de uitstootreductietrajecten in de verschillende sectoren, en van het vermogen om te gaan met haalbaarheids- en duurzaamheidsbeperkingen, met name voor een grootschalige invoering.
De totale economische baten van een beperking van de opwarming tot 2°C zijn groter dan de kosten van matiging.
> Versterking van responsmaatregelen en koppeling met duurzame ontwikkeling
Versnelde en billijke actie om de klimaatverandering te beperken en zich aan de gevolgen ervan aan te passen is essentieel om een duurzame ontwikkeling te waarborgen. Sommige acties kunnen nadelige effecten hebben, die door passende beleidsmaatregelen kunnen worden tegengegaan. DeDuurzame Ontwikkelingsdoelstellingen(SDG's) kunnen worden gebruikt om klimaatmaatregelen te beoordelen.
Versterkte maatregelen om over te schakelen op duurzame ontwikkelingstrajecten zullenherverdelingseffectenhebbenbinnen en tussen landen. Aandacht voor rechtvaardigheidskwesties en een brede deelname van alle belanghebbenden aan de besluitvorming bouwen het sociaal vertrouwen op en versterken en verbreden de steun voor transformatieve verandering.
Er zijn oplossingen om de uitstoot te verminderen die aan verschillende situaties zijn aangepast en op korte termijn kunnen worden uitgevoerd. De invoering ervan kan worden versneld door belemmeringen (fysieke, ecologische, economische, technologische, sociaal-culturele) weg te nemen en een gunstig klimaat te scheppen.Krachtiger maatregelen op korte termijn, die verder gaan dan de vóór COP26 aangekondigde verbintenissen, zouden de langetermijnproblemen in verband met uitstoottrajecten die stroken met de 1,5°C-doelstelling, voorkomen.
Beleidsmaatregelen voor uitstootvermindering zijn het meest doeltreffend wanneer zij worden ingebed in de bredere context van systeemovergang en duurzame ontwikkeling, en ruimte laten voor synergieën met de SDG's.
Klimaatgovernance is een kader (juridisch, strategisch, institutioneel) voor de ontwikkeling en uitvoering van het beleid gericht op uitstootvermindering. Het is het meest doeltreffend wanneer het verschillende beleidsterreinen integreert, helpt om synergieën tot stand te brengen en negatieve effecten tot een minimum te beperken, en verschillende machtsniveaus (nationaal en subnationaal) met elkaar verbindt.Effectieve en billijke klimaatgovernance is gebaseerd op de betrokkenheid van politieke actoren, het maatschappelijk middenveld, het bedrijfsleven, jongeren, vakbonden, de media en lokale gemeenschappen.
Veel regelgevende en economische instrumenten zijn al met succes ingezet; de manier waarop zij zijn ontworpen en uitgevoerd, kan helpen om andere doelstellingen te verwezenlijken (zoals billijkheid, die kan worden bereikt door de inkomsten uit een koolstoftarifiëring te gebruiken om huishoudens met een laag inkomen te helpen). Indien deze instrumenten worden versterkt en opgeschaald, zouden zij tot aanzienlijke uitstootreducties kunnen leiden en innovatie kunnen stimuleren.Samenhangende beleidspakketten zijn doeltreffender voor de overgang naar een koolstofarme samenleving dan individuele beleidsmaatregelen.
De huidige financiële stromen zijn ontoereikend om de emissiereductiedoelstellingen in alle sectoren en regio's van de wereld (vooral in de ontwikkelingslanden) te halen. Het vergroten van deze stromen kan worden bevorderd door duidelijke keuzes en signalen van regeringen en de internationale gemeenschap. Versterking van de internationale financiële samenwerking is een sleutelfactor voor de totstandbrenging van de rechtvaardige overgang en voor het aanpakken van de ongelijke toegang tot financiering en van de kosten ten gevolge van de klimaatverandering.
Internationale samenwerking is een kritieke factor voor het bereiken van ambitieuze klimaatdoelstellingen.Internationale overeenkomsten (UNFCCC,Kyotoprotocol,Overeenkomst van Parijs) bevorderen grotere nationale ambities en de uitvoering van klimaatbeleid, maar deze blijven ontoereikend.
Kernboodschappen (waaronder grafieken) van de samenvatting voor beleidsmakers gepubliceerd door hetPlateforme wallonne pour le GIEC / UCLouvain(in het Frans)
Terwijl de energiecrisis noopt tot het beheren van de urgentie in alle nood worden wij door het IPCC en zijn nieuw rapport eraan herinnerd dat er ook een klimaaturgentie is. Na de eerste twee rapporten die betrekking hadden op de wijze waarop onze planeet wordt opgewarmd door de verontreiniging als gevolg van broeikasgassen en op wat dit betekent voor het leven op aarde, is dit derde en laatste rapport toegespitst op de beperking van de klimaatverandering, met name op de maatregelen die moeten worden genomen om de klimaatverandering af te remmen.
Terwijl de energiecrisis noopt tot het beheren van de urgentie in alle nood worden wij door het IPCC en zijn nieuw rapport eraan herinnerd dat er ook een klimaaturgentie is. Na de eerste twee rapporten die betrekking hadden op de wijze waarop onze planeet wordt opgewarmd door de verontreiniging als gevolg van broeikasgassen en op wat dit betekent voor het leven op aarde, is dit derde en laatste rapport toegespitst op de beperking van de klimaatverandering, met name op de maatregelen die moeten worden genomen om de klimaatverandering af te remmen.
In het verlengde van de vorige rapporten geeft dit rapport opnieuw aan dat we sneller en verder moeten gaan. Met de huidige verbintenissen van de verschillende landen zitten we op een catastrofale koers, ruim boven een opwarming met 2 graden. Het IPCC verwelkomt de verbintenis van Europa en van andere landen om koolstofneutraal te zijn tegen 2050, maar wijst er nogmaals op dat het eerst en vooral belangrijk is om de 2030-doelstelling te halen, met name een vermindering van de broeikasgasuitstoot met 45% wereldwijd. Voor België dit op zijn minst uitmonden in de verbintenis van ons land binnen het ‘FitFor55’-pakket, dat een vermindering van de Europese emissies met 55% beoogt.
Sinds de laatste reeks IPCC-rapporten acht jaar geleden zijn de broeikasgasuitstoot en de temperatuur verder blijven toenemen. Volgens de wetenschappers zouden de broeikasgassen met de helft moeten worden verminderd om de opwarming van de aarde te beperken tot anderhalve graad. “Hiervoor zal het noodzakelijk zijn om elk gebruik van fossiele brandstoffen geleidelijk aan af te schaffen, maar ook om de energiesystemen, de industriële systemen, de vervoersystemen, de steden, de gebouwen, enzovoort, om te bouwen.Het is ambitieus maar mogelijk. Dit is de boodschap van het IPCC ten aanzien van de wereld. Dat waren ook de conclusies van een studie die ik verleden jaar voor België heb voorgesteld over de 2050-visie en over de verschillende scenario’s naar klimaatneutraliteit in 2050”, zo wordt toegelicht door de federale minister van Klimaat Zakia Khattabi.
Het IPCC heeft nog maar eens gewezen op de verantwoordelijkheid van de rijke landen: ze hebben het grootste aandeel in de klimaatcrisis, maar die raakt hen het minst. De rijke landen worden herinnerd aan hun verplichting om een eerlijke bijdrage te leveren aan de wereldwijde inspanning van vermindering van de broeikasgasemissies, maar worden er ook op gewezen dat ze de investeringen aanzienlijk moeten verhogen en het klimaat moeten financieren in de ontwikkelingslanden en de armste landen.
Hier in onze Westerse landen dwingt de oorlog in Oekraïne ons ertoe om het energievraagstuk in allerijl te heroverwegen. De lezing van het IPCC-rapport maakt duidelijk dat de noodzaak om snel onafhankelijk te worden van aardolie en gas uit Rusland moet aangegrepen worden als een aanzet om sneller onafhankelijk te worden van alle fossiele brandstoffen. We moeten weerstaan aan de verleidingen om terug naar de meest vervuilende energiebronnen te grijpen.
Dit rapport is eens te meer een alarmbel, maar ook een gids met de instrumenten en de hefbomen die moeten worden ingezet om de doelstellingen te halen. “De tendensen die zich daarin aftekenen verwonderen mij niet. De beleidslijnen en maatregelen die verleden jaar op federaal niveau werden uitgezet in het kader van de klimaatgovernance gaan in die richting met, onder andere, een verhoging van de klimaatfinanciering voor de armste landen, maatregelen voor energietransitie, voor een omschakeling naar circulaire economie, ...”, aldus nog Zakia Khattabi.
Het is nog mogelijk om het tij te doen keren, door alle hefbomen voor een koolstofarme economie aan te spreken en door onze productie- en consumptiepatronen op een andere leest te schoeien. “Want we weten dat niet alleen een hoge economisch prijs maar ook een zware tol aan mensenlevens wordt betaald voor inactie”, stelt de minister tot slot.