Dit lijkt geruststellend nieuws voor de werknemers: uiteraard wordt op die manier de koopkracht van de Belgische werknemers beschermd. Anderzijds komt er ook een sterke stijging van de loonkosten, met nadelige gevolgen voor het concurrentievermogen van de Belgische ondernemingen. Voor een aantal sectoren zoals de horeca of de (arbeiders van de) voedingsproductie komt er een stijging aan begin volgend jaar van meer dan 8%, bovenop de 3% (of meer) van dit jaar. Andere sectoren kennen meerdere (en snellere) indexeringen, zoals de arbeiders in de bouw: samen opgeteld in 2022 zou de stijging ook boven de 8% uitkomen voor 2022 (8,12%); en nog 3,63% als we tot 1 juli 2023 proberen vooruit te kijken. Dit is ongezien.
België kent de zogenaamde automatische loonindexering. Wanneer de prijs van goederen en diensten stijgt, stijgen automatisch ook de sociale uitkeringen, de wedden van de ambtenaren en de lonen van de werknemers in de privésector. Hoge inflatie zorgt voor hoge loonindexeringen, en op die manier voor hoge loonkoststijgingen voor werkgevers. Wanneer we het mechanisme meer in detail bekijken, zien we inderdaad nu en in de nabije toekomst duidelijk dit effect. Al is de ene index de andere niet.
De Nationale Bank verwacht in 2022 een zeer hoog inflatiecijfer. Inflatie is de algemene stijging van het prijspeil van goederen en diensten. In 2021 was de inflatie (uitgedrukt in de zogenaamde geharmoniseerde consumptieprijsindex) al hoog: de prijzen stegen met 3,2%. Dit jaar zou er sprake zijn van meer dan een verdubbeling. De Nationale Bank voorspelt voor 2022 een inflatiecijfer van 7,4%. In 2023 zou het opnieuw dalen naar 2,2%.
Het meest recente inflatiecijfer van de maand maart 2022 bevestigt in elk geval de voorspelling. Met 8,31% bevinden we ons op het hoogste peil in bijna 40 jaar (maart 1983: 8,92%).
Automatische loonindexering
Hoewel er in België geen algemeen wettelijk stelsel van loonindexering bestaat, worden in bijna alle sectoren de lonen van de werknemers gekoppeld aan de inflatie. Dit wordt de ‘automatische indexering’ genoemd. Slechts in enkele kleinere paritaire comités bestaat geen afspraak, en worden de lonen dus niet automatisch geïndexeerd.
Het principe van de automatische indexering is eenvoudig: stijgt de levensduurte door een toenemende inflatie, dan laat men de lonen stijgen door er een indexering op toe te passen. Aangezien elke sector eigen afspraken hanteert, kunnen het tijdstip en de mate van indexering onderling wel sterk verschillen.
Er zijn twee grote varianten:
Toch zijn er veel meer verschillende toepassingen en berekeningswijzen. Sectoren met spilmechanisme hanteren verschillende systemen. Niet iedereen heeft dezelfde ‘spil’, waarna er een indexering volgt. Daarom verschilt ook het tijdstip van indexering. Bij de sectoren met indexering op een vast tijdstip indexeert het loon soms maandelijks, soms elk kwartaal, soms jaarlijks. In bepaalde situaties indexeert enkel het ‘schaalloon’, of het sectorale minimumloon. In andere situaties indexeren alle (werkelijke) lonen, ook als die hoger liggen dan wat sectoraal verplicht is. Kortom: de ene index is de andere niet.
Belangrijk is wel te vermelden dat indexering verplicht gebeurt op basis van het zogenaamd afgevlakt gezondheidsindexcijfer. Zonder al te technisch te worden: het gaat om een gemiddeld cijfer over 4 maanden, zonder rekening te houden met de prijs van alcohol, tabak, benzine en diesel. Prijsstijgingen van deze producten vertalen zich met andere woorden nooit automatisch in een hoger loon.