In een vorig artikel informeerden we je al over het arrest van het Grondwettelijk Hof van 8 februari 2024 omtrent de interpretatie van de voorwaarde “hetzelfde werk doen, zowel qua inhoud als qua omvang”, in het kader van de vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing ploegenarbeid. De strikte interpretatie die uit dit arrest zou kunnen voortvloeien, brengt heel wat commotie met zich mee, aangezien heel wat bedrijven riskeren om niet langer in aanmerking te komen voor de vrijstelling.
De Regering heeft hieraan tegemoet willen komen door een voorstel van Minister Van Peteghem goed te keuren. Dit voorstel voorziet in de toevoeging van een extra luik “Ploegenarbeid-bis” aan de bestaande vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing.
De vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing wordt enkel toegekend voor werknemers die, overeenkomstig de arbeidsregeling waarin zij tewerkgesteld zijn, over de betrokken maand waarvoor het voordeel wordt gevraagd, tenminste 1/3de van hun arbeidstijd in ploegen zijn tewerkgesteld.
De werkgever wordt beschouwd als een onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht op voorwaarde dat:
Het Grondwettelijk Hof diende zich uit te spreken over de volgende prejudiciële vraag:
“Is er geen sprake van een schending van het gelijkheidsbeginsel in de mate dat “hetzelfde werk” zou moeten worden geïnterpreteerd als “identiek” op het niveau van de volledige ploeg?”
Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat deze strikte interpretatie het gelijkheidsbeginsel niet schendt.
Het is nu aan het Hof van Cassatie om zich uit te spreken over de interpretatie van “hetzelfde” werk. Indien “hetzelfde” werk moet worden geïnterpreteerd als “identiek”, kan dit in de praktijk grote gevolgen hebben voor ondernemingen waarin de omvang van het werk van ploegen:
In de regeling omtrent ‘ploegenarbeid-bis’ wordt de voorwaarde dat de ploegen hetzelfde werk moeten doen, zowel qua inhoud als qua omvang, niet meer opgenomen.
De werkgever zal de keuze krijgen tussen 2 mogelijke vrijstellingen:
De regeling ‘ploegenarbeid-bis’ en daarbij de keuze tussen de 2 mogelijke vrijstellingen, betreft een overgangsregeling die van toepassing is tot 31 december 2026. De Regering rekent er namelijk op dat dit genoeg tijd betreft om een grondige hervorming omtrent de vrijstelling te realiseren.
Bovenstaande informatie geldt onder voorbehoud van publicatie in het Belgisch Staatsblad. Wij volgen dit verder voor je op.
Bron: www.vanpeteghem.belgium.be en diverse media.