In het arrest van 9 maart 2023 in de zaak Promo 54 SA (C-239/22) bevestigt het Europees Hof dat de Belgische btw-regels voor de verkoop van verbouwde oude gebouwen niet in strijd zijn met de Btw-Richtlijn. De discussie over verbouwde oude gebouwen en btw is evenwel niet teneinde omdat het Gentse Hof van Beroep hierover nieuwe prejudiciële vragen aan het Europees Hof heeft gesteld.
Pro Memorie: verbouwde oude gebouwen kunnen onder de huidige administratieve regels nieuw worden voor btw ingeval van substantiële wijzigingen in aard, structuur en/of bestemming; dan wel indien de kostprijs van de werken minstens 60% bereikt van de verkoopwaarde van het gebouw na voltooiing van de werken. Dit verkregen nieuwstatuut is voor btw belangrijk, onder andere voor de beoordeling of de verkoop al dan niet aan btw kan of moet onderworpen worden, of de verhuur al dan niet met btw kan gebeuren en voor de berekening van de herzieningstermijn (5 of 15 jaar).
De uitspraak van het Europees in de zaak Promo 54 SA kwam er na een prejudiciële vraag van het Belgische Hof van Cassatie. In deze zaak werd 21% btw nageheven op een, volgens de administratie, kunstmatig gesplitste verkoop van een bestaand gebouw, gekoppeld aan een aannemingsovereenkomst (onder 6% btw). Voor het Hof van Cassatie werd een wetstechnisch argument opgeworpen waarbij de vraag werd gesteld of België wel btw kan heffen terwijl er geen duidelijke wettelijke basis is t.a.v. een gebouw dat al eens eerder in gebruik werd genomen. Afhankelijk van de uitspraak van het Europees Hof zou mogelijk de bestaande Belgische regeling moeten herzien worden, met alle gevolgen van dien.
Het Europees Hof verduidelijkt nu evenwel dat het ontbreken van een dwingende omschrijving in het nationaal recht op dit punt geen issue vormt. Meer nog, het Hof zegt uitdrukkelijk dat de uitlegging van het Belgisch recht in lijn is met de bepalingen van de Btw-Richtlijn en de eerdere rechtspraak.
In nationale rechtspraak blijft deze problematiek evenwel tot discussies leiden, meer in het bijzonder in de context van de herzieningsberekening en het onderscheid tussen de termijn van 5 jaar en 15 jaar (allemaal in zaken over positieve btw-herzieningen wegens de wijziging van het btw-statuut van advocaten). We verwijzen in dit kader naar onze eerdere nieuwsbrief over de aanbouw van een kantoor bij een bestaande woning. Recent nog is er beroering ontstaan n.a.v. een uitspraak van het Hof van Beroep van Gent van 22 november 2022 over de verbouwing van een advocatenkantoor. Het is belangrijk dat deze uitspraak gelezen wordt in het licht van de concrete feiten maar er kan hieruit o.i. wel worden afgeleid dat het overschrijden van de 60%-grens, volgens het Hof, op zich voldoende is om onder de 15-jarige herzieningstermijn te vallen.
Nog belangwekkender is o.i. een ander arrest van het Gentse Hof van Beroep van 28 juni 2022 waarin nieuwe prejudiciële vragen gesteld worden aan het Europees Hof. Met name wordt de vraag gesteld of de 15-jarige herzieningstermijn al dan niet van toepassing is op btw geheven van verbouwingswerken met een identieke economische gebruiksduur als een nieuw gebouw, meer in het bijzonder gelet op de afschrijving over 33 jaar, zelfs indien de verbouwingswerken volgens de bovenvermelde criteria niet hebben geleid tot een nieuw gebouw voor btw. Het is opnieuw afwachten of de beslissing van het Hof een aanpassing van de huidige regels zal vereisen.
Slotbemerking: in de zaken voor het Gentse Hof van Beroep hadden belastingplichtigen belang bij een ruime toepassing van de 15-jarige termijn voor een herziening in hun voordeel. Bij negatieve herzieningen is dit natuurlijk een ander verhaal…
Bron: Tiberghien