Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 17/03/2023 de Circulaire 2023/C/33 over de verhoging van het maximumbedrag van de fiscale werkbonus.
1. In het kader van het interprofessioneel akkoord 2021-2022 zijn de sociale partners overeengekomen om het minimumloon in drie stappen te verhogen (op 01.04.2022, 01.04.2024 en 01.04.2026).
2. Een verhoging van het minimumloon leidt automatisch tot een verhoging van de sociale werkbonus (1). De sociale werkbonus bedraagt immers 12,65 % van het minimumloon.
(1) Onder 'sociale werkbonus' wordt verstaan: de vermindering van de persoonlijke bijdragen voor de sociale zekerheid voor werknemers met lage lonen.
3. De fiscale werkbonus (2) bedraagt 33,14 % van de werkelijk verleende sociale werkbonus (3).
(2) Onder 'fiscale werkbonus' wordt verstaan: het in art. 289ter/1, WIB 92 bedoelde belastingkrediet voor werknemers met lage lonen.
(3) Zie art. 289ter/1, tweede lid, WIB 92.
4. Om aan de werknemers die na de eerste van bovenvermelde verhogingen van het minimumloon een maximale sociale werkbonus genieten een volledige fiscale werkbonus van 33,14 % van die sociale werkbonus te kunnen blijven toekennen, heeft de wetgever het in art. 289ter/1, derde lid, WIB 92 vermelde maximumbedrag van de fiscale werkbonus verhoogd van 500 euro (4) tot:
- 515 euro (4) voor aanslagjaar 2023 (5)
- 520 euro (4) vanaf aanslagjaar 2024 (6).
(4) Basisbedrag vóór indexering.
(5) Art. 21, 1°, en 22, eerste lid, van de wet van 12.12.2021 tot uitvoering van het sociaal akkoord in het kader van de interprofessionele onderhandelingen voor de periode 2021-2022 (BS 31.12.2021, Numac: 2021034488) (hierna W 12.12.2021).
(6) Art. 21, 2°, en 22, tweede lid, W 12.12.2021.
5. Om die verhoogde maximumbedragen van de fiscale werkbonus te bepalen werd rekening gehouden met de inflatievooruitzichten van midden 2021. Nadien is de inflatie echter opgelopen en is het minimumloon vaker geïndexeerd dan was voorzien. Bovendien volgt de indexering van de fiscale bedragen andere regels dan de indexering van de sociale werkbonus.
Daardoor volstonden de door de W 12.12.2021 ingevoerde verhogingen van het maximumbedrag van de fiscale werkbonus niet meer om aan werknemers die een maximale sociale werkbonus genieten een volledige fiscale werkbonus van 33,14 % van die sociale werkbonus toe te kennen.
6. In de wet van 05.07.2022 (7) heeft de wetgever het maximumbedrag van de fiscale werkbonus daarom vanaf aanslagjaar 2023 opnieuw verhoogd van 515 euro (8) tot 530 euro (8).
(7) Art. 50 en 71, elfde lid, van de wet van 05.07.2022 houdende diverse fiscale bepalingen (BS 15.07.2022, Numac: 2022032714) (hierna W 05.07.2022).
(8) Basisbedrag vóór indexering.
7. Op basis van de inflatievooruitzichten van begin maart 2022 moest dat bedrag niet meer worden verhoogd vanaf aanslagjaar 2024, waardoor het maximumbedrag van 520 euro (9), dat art. 21, 2°, W 12.12.2021 had ingevoerd, weer werd opgeheven (10).
(9) Basisbedrag vóór indexering.
(10) Art. 51, W 05.07.2022.
8. Door de verder oplopende inflatie bleek ook het verhoogde bedrag van 530 euro (11) niet meer te volstaan om aan werknemers die een maximale sociale werkbonus genieten een volledige fiscale werkbonus van 33,14 % van die sociale werkbonus toe te kennen.
(11) Basisbedrag vóór indexering.
9. In de wet van 21.12.2022 (12) heeft de wetgever het maximumbedrag van de fiscale werkbonus daarom vanaf aanslagjaar 2023 nogmaals verhoogd van 530 euro (13) tot 540 euro (13).
(12) Art. 31 van de wet van 21.12.2022 houdende diverse fiscale bepalingen (BS 29.12.2022, Numac: 2022043130) (hierna W 21.12.2022).
(13) Basisbedrag vóór indexering.
10. De betreffende wettelijke bepalingen zijn hieronder opgenomen.
W 12.12.2021
Art. 21
In artikel 289ter/1, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 19 juni 2011 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden "500 euro" worden vervangen door de woorden "515 euro";
2° de woorden "515 euro", zoals vervangen door de bepaling onder 1°, worden vervangen door de woorden "520 euro".
Art. 22
Artikel 21, 1°, treedt in werking vanaf aanslagjaar 2023.
Artikel 21, 2°, treedt in werking vanaf aanslagjaar 2024.
W 05.07.2022
Art. 50
In artikel 289ter/1, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 19 juni 2011 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 december 2021, worden de woorden "515 euro" vervangen door de woorden "530 euro".
Art. 51
De artikelen 21, 2°, en 22, tweede lid, van de wet van 12 december 2021 tot uitvoering van het sociaal akkoord in het kader van de interprofessionele onderhandelingen voor de periode 2021-2022 worden opgeheven.
Art. 71, elfde lid
Artikel 50 is van toepassing vanaf aanslagjaar 2023.
W 21.12.2022
Art. 31
In artikel 289ter/1, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 29 juni 2011 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 juli 2022, worden de woorden “530 euro” vervangen door de woorden “540 euro”.
Art. 46, vijfde lid
De artikelen (…) en 31 zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2023.
WIB 92 (gecoördineerde tekst)
Art. 289ter/1
Er wordt een belastingkrediet verleend aan rijksinwoners en niet-inwoners voor wie de belasting overeenkomstig artikel 243/1 of 244 wordt berekend met lage lonen die onderworpen zijn:
- ofwel aan de regelingen bedoeld in artikel 21, § 1, 1° tot 3° en 5°, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers,
- ofwel aan de regelingen bedoeld in artikel 1, 1° tot 3°, van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij.
Het belastingkrediet is gelijk aan 33,14 pct. van de vermindering van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid op de tijdens het belastbaar tijdperk verkregen bezoldigingen die daadwerkelijk is verleend met toepassing van artikel 2 van de wet van 20 december 1999 tot toekenning van een werkbonus onder de vorm van een vermindering van de persoonlijke bijdrage van sociale zekerheid aan werknemers met lage lonen en sommige werknemers die het slachtoffer waren van een herstructurering.
Het belastingkrediet mag per belastbaar tijdperk niet meer bedragen dan 540 euro. De bepalingen van artikel 174/1 en 178, § 3, eerste lid, 2°, zijn van toepassing op dit bedrag.
Bron: Fisconetplus