De maatregelen die in het kader van de bestrijding van dit virus genomen werden, hebben zware economische gevolgen voor onze maatschappij. In verscheidene situaties was het dan ook nodig om specifieke bepalingen te voorzien om de gedragswijzigingen van ondernemingen en particulieren te ondervangen.
Deze dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19-pandemie worden op 20 mei aangenomen door de Commissie voor Financien en Begroting van de Kamer. Alle praktische informatie vind u zeker in bijlage in het verslag uitgebracht door de Heer Benoît PIEDBOEUF.
! Voor de toepassing van de artikelen 159, 218, 243 en 246 van hetzelfde Wetboek worden de bedragen van de voorafbetalingen, die betrekking hebben op het derde en vierde kwartaal van het boekjaar, die zijn gedaan ten laatste de tiende dag van de tiende maand van het boekjaar en de twintigste dag van de laatste maand van het boekjaar wanneer deze voorafbetalingen betrekking hebben op een belastbaar tijdperk dat afsluit tussen 30 september 2020 en 31 januari 2021 inbegrepen, vermenigvuldigd met respectievelijk 2,25 en 1,75 maal de basisrentevoet.
> Het eerste lid is niet van toepassing op vennootschappen die in de periode van 12 maart 2020 tot en met de laatste dag van het betreffende belastbaar tijdperk een inkoop van eigen aandelen of een kapitaalver- mindering, daaronder begrepen de in artikel 537 van hetzelfde Wetboek bedoelde kapitaalverminderingen, verrichten of dividenden als bedoeld in artikel 18 van hetzelfde Wetboek, daaronder begrepen de in de artikelen 184quater, 537 en 541 van hetzelfde Wetboek bedoelde uitkeringen van liquidatiereserves, maar met uitsluiting van de in artikel 186 van hetzelfde Wetboek bedoelde uitgekeerde dividenden, betalen of toekennen.
Het eerste lid is enkel van toepassing op vennootschap- pen die in de periode van 12 maart 2020 tot en met de laatste dag van het betreffende belastbaar tijdperk aan de personen bedoeld in artikel 3:6, § 3, tweede lid, 6°, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen geen variabele remuneratie betalen.
>Het eerste lid is niet van toepassing op een belastingplichtige die, in de periode van 12 maart 2020 tot en met de laatste dag van het betreffende belastbare tijdperk, ofwel:
— een rechtstreekse deelneming aanhoudt in een vennootschap die gevestigd is in een Staat die is opge- nomen op één van de lijsten waarnaar wordt verwezen in artikel 307, § 1/2, van hetzelfde Wetboek of een Staat die is opgenomen in de lijst in artikel 179 van het koninklijk besluit tot uitvoering van het WIB 92;
— betalingen heeft gedaan aan vennootschappen die gevestigd zijn in één van de in het eerste streepje bedoelde Staten, voor zover deze betalingen in de loop van die periode een totaalbedrag vormen van ten minste 100 000 euro, en niet werd aangetoond dat deze betalingen werden verricht in het kader van werkelijke en oprechte verrichtingen die het gevolg zijn van recht- matige financiële of economische behoeften.
Bron: de Kamer, wetsontwerp houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie.