Fiscale regime van inkomsten uit de deeleconomie, het verenigingswerk en de occasionele diensten tussen burgers, na het arrest van het Grondwettelijk Hof ...

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 25/06/2020 de circulaire 2020/C/84.

Deze circulaire bespreekt de gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof van 23.04.2020 op het fiscale regime van de inkomsten uit de deeleconomie, het verenigingswerk en de occasionele diensten tussen burgers.


I. Fiscale regime van inkomsten uit de deeleconomie, het verenigingswerk en de occasionele diensten tussen burgers
II. Arrest Grondwettelijk Hof
III. Gevolgen


I. FISCALE REGIME VAN INKOMSTEN UIT DE DEELECONOMIE, HET VERENIGINGSWERK EN DE OCCASIONELE DIENSTEN TUSSEN BURGERS

1. De programmawet van 01.07.2016 (1) heeft een fiscaal regime ingevoerd voor de diensten die een particulier aan een andere particulier levert, voor beide partijen buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid, door tussenkomst van een erkend elektronisch platform (het fiscale regime van de deeleconomie) (2).

(1) Programmawet van 01.07.2016 (BS 04.07.2020, Ed. 2), hierna programmawet 01.07.2016.
(2) Bedoeld in artikel 90, eerste lid, 1°bis, WIB 92.

2. De wet van 18.07.2018 (3) en de wet van 30.10.2018 (4) voerden vervolgens twee nieuwe fiscale regimes in. Het gaat om het fiscale regime voor inkomsten uit verenigingswerk en het fiscale regime voor inkomsten uit occasionele diensten tussen burgers (5).

(3) Wet van 18.07.2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie (BS 26.07.2018), hierna W 18.07.2018.
(4) Wet van 30.10.2018 tot wijziging van de wet van 18.07.2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie en van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (BS 12.11.2018), hierna W 30.10.2018.
(5) bedoeld in artikel 90, eerste lid, 1°ter en quater, WIB 92.

3. Daarnaast werd het fiscale regime van de deeleconomie gewijzigd. Zo werd onder bepaalde voorwaarden en tot een bepaald bedrag een belastingvrijstelling ingevoerd.


II. ARREST GRONDWETTELIJK HOF

4. Met het arrest van 23.04.2020 vernietigt het Grondwettelijk Hof de W 18.07.2018 en de W 30.10.2018, maar handhaaft de gevolgen van de vernietigde bepalingen voor de activiteiten geleverd tot en met 31.12.2020 (6).

(6) Arrest nummer 53/2020 van 23.04.2020 van het Grondwettelijk Hof.


III. GEVOLGEN

5. Wanneer er ter zake geen nieuwe wetsbepalingen in werking treden, betekent dit concreet het volgende.


A. Geleverde diensten tot en met 31.12.2020

6. De gevolgen van de vernietigde W 18.07.2018 en de W 30.10.2018 blijven voor de diensten die tot en met 31.12.2020 worden geleverd gehandhaafd, ook al worden de vergoedingen die daarmee verband houden pas na 31.12.2020 aan de belastingplichtige betaald of toegekend.

7. Als het totaal van de inkomsten uit deeleconomie, het verenigingswerk en de occasionele diensten tussen burgers tijdens het kalenderjaar en het vorige kalenderjaar 3 830 euro niet overschrijdt (7) en aan alle overige voorwaarden is voldaan, zijn de bedoelde inkomsten dus vrijgesteld (8).

(7) Te indexeren basisbedrag (6.250 euro voor aj. 2020 en 6.340 euro voor aj. 2021).
(8) Met uitzondering van diegene die op basis van art. 37bis, § 2, eerste lid, WIB 92, voor één of meerdere maanden belastbaar zijn als beroepsinkomsten.


B. Geleverde diensten vanaf 01.01.2021
a. Inkomsten uit verenigingswerk en inkomsten uit occasionele diensten tussen burgers

8. Het specifieke belastingregime voor inkomsten uit verenigingswerk en inkomsten uit occasionele diensten tussen burgers geldt niet meer voor vanaf 01.01.2021 geleverde diensten.

9. Deze inkomsten komen dus niet meer in aanmerking voor de vrijstelling (zie nr. 7 hiervoor).


b. Inkomsten uit de deeleconomie

10. Het fiscale stelsel van de deeleconomie geldt nog steeds, doch zonder de wijzigingen die werden doorgevoerd door de vernietigde W 18.07.2018 en de W 30.10.2018.

Concreet betekent dit het volgende.


  • BEOOGDE INKOMSTEN

11. Het gaat om winst of baten die, buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid, voortkomen uit diensten, andere dan diensten die inkomsten genereren die volgens de artikelen 7, 17 of 90, eerste lid, 5°, WIB 92, aan de belasting worden onderworpen, die door de belastingplichtige zelf worden verleend aan derden, wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:

- de diensten worden uitsluitend verleend aan natuurlijke personen die niet handelen in het kader van hun beroepswerkzaamheid

- de diensten worden uitsluitend verleend in het kader van overeenkomsten die tot stand zijn gebracht door tussenkomst van een erkend elektronisch platform of een elektronisch platform dat door een overheid wordt georganiseerd

- de vergoedingen met betrekking tot de diensten worden enkel door het in b. vermelde platform of door tussenkomst van dat platform aan de dienstverrichter betaald of toegekend.

12. Het stelsel is, zoals dit bij de invoering van het stelsel van deeleconomie het geval was, opnieuw enkel van toepassing op de inkomsten uit de geleverde diensten en bijgevolg niet meer op de inkomsten uit de verhuur of onderverhuur van onroerende goederen of roerende goederen.

13. Wanneer de dienstverrichter één globale vergoeding verkrijgt voor zowel de verhuur of onderverhuur van onroerende of roerende goederen als voor de geleverde diensten, en in de overeenkomst geen afzonderlijke prijs voor de laatst vermelde diensten is bepaald, wordt 20 % van de globale vergoeding geacht betrekking te hebben op die laatst vermelde diensten (9).

(9) Art. 90, derde lid, WIB 92, zoals het bestond alvorens te zijn vervangen door de vernietigde W 18.07.2018.

14. De erkenning van de hiervoor bedoelde platformen en voorwaarden tot behoud ervan blijven ongewijzigd van toepassing (10). De erkende platformen moeten ook nog steeds een fiche 281.29 bezorgen aan de betrokken dienstverrichter en de inhoud ervan vóór 1 maart van het jaar na het inkomstenjaar bezorgen aan de administratie die instaat voor de vestiging van de inkomstenbelasting.

(10) Art. 53/1 tot 53/3, KB/WIB 92.


  • HERKWALIFICATIE ALS BEROEPSINKOMSTEN

15. De inkomsten van de deeleconomie worden, behoudens tegenbewijs, als beroepsinkomsten aangemerkt wanneer het bruto bedrag van die inkomsten in het belastbare tijdperk of in het vorige belastbare tijdperk meer bedraagt dan 3.255 euro (te indexeren bedrag) (11).

(11) Art. 37 bis, § 2, laatste alinea, WIB 92.

16. Wanneer het belastbare tijdperk om een andere reden dan overlijden niet overeenstemt met een volledig kalenderjaar, wordt dit bedrag verminderd in verhouding tot de duur van het belastbare tijdperk uitgedrukt in maanden ten opzichte van 12 maanden (12).

(12) Art. 129/1, eerste lid, WIB 92, zoals het bestond alvorens te zijn gewijzigd door de vernietigde W 18.07.2018.

17. Het door de W 18.07.2018 ingevoerde maximumbedrag was echter hoger (met name 3.830 euro (te indexeren bedrag)).

18. Voor het belastbaar tijdperk 2021 zal het volgende gelden:

de inkomsten uit de deeleconomie worden, behoudens tegenbewijs, als beroepsinkomsten aangemerkt wanneer

- het brutobedrag van die inkomsten voor het belastbaar tijdperk 2021 meer bedraagt dan 3.255 euro (te indexeren bedrag) (13)

of

- wanneer de inkomsten uit de deeleconomie, het verenigingswerk en occasionele diensten tussen burgers van het belastbaar tijdperk 2020 meer bedraagt dan 3.830 euro (te indexeren bedrag).

(13) In voorkomend geval te verminderen in verhouding tot de duur van het belastbare tijdperk.


  • VASTSTELLING VAN HET NETTO BEDRAG

19. Het bruto bedrag van de inkomsten van de deeleconomie wordt vastgesteld op basis van artikel 90/1, tweede lid, WIB 92 (14). Het artikel 90/1, tweede lid, WIB 92, werd echter vernietigd door het arrest van 23.04.2020, zodat de bepaling op basis waarvan het bruto bedrag wordt vastgesteld niet meer van kracht is.

(14) Art. 97/1, laatste alinea, WIB 92, zoals het werd hersteld door art. 74, W 11.02.2019 (BS 22.03.2019). Aangezien de wetgever bij de W 11.02.2019 opnieuw regelgevend is opgetreden en deze bepalingen niet het voorwerp hebben uitgemaakt van de behandelde verzoekschriften voor het Grondwettelijk Hof, heeft het Hof over deze bepalingen geen uitspraak gedaan. Aldus is artikel 97/1, WIB 92, zoals hersteld bij de W 11.02.2019 nog steeds van kracht.

20. Inhoudelijk is de vaststelling van het bruto bedrag echter sinds de invoering van het fiscale regime van de deeleconomie niet gewijzigd. In de praktijk zal derhalve het bruto bedrag ook na het arrest van 23.04.2020 het bedrag omvatten dat door het platform of door tussenkomst ervan daadwerkelijk is betaald of toegekend, verhoogd met alle sommen die zijn ingehouden door het platform of door tussenkomst ervan.

21. Het netto bedrag is nog steeds het bruto bedrag verminderd met de kosten waarvan de belastingplichtige het bewijs levert dat zij tijdens het belastbare tijdperk zijn gedaan of gedragen om die inkomsten te verkrijgen of te behouden (15). Het kostenforfait van 50 % geldt derhalve niet meer.

(15) Art. 97/1, eerste alinea, WIB 92, zoals het werd hersteld door art. 74 W 11.02.2019 (BS 22.03.2019) – zie ook (14).

22. Verliezen die in het belastbare tijdperk zijn geleden bij het verrichten van handelingen als vermeld in artikel 90, eerste lid, 1°bis, 1°ter of 1°quater, WIB 92, worden evenredig afgetrokken van de andere inkomsten uit zulke handelingen (16).

(16) Art. 102ter, WIB 92, ingevoegd bij art. 75 W 11.02.2019 (BS 22.03.2019) – zie ook (14).


  • TARIEF

23. De hiervoor bedoelde diverse inkomsten uit de deeleconomie zijn belastbaar tegen een aanslagvoet van 20 % (tenzij de globalisatie voordeliger is) (17).

(17) Art. 171, eerste alinea en 3°bis, WIB 92.


  • BEDRIJFSVOORHEFFING

24. Tenzij het KB/WIB 92 en de Bijlage III bij dat KB nog worden aangepast zijn de vergoedingen die verband houden met de vanaf 01.01.2021 geleverde diensten niet aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen.


Bron: Fisconetplus


Mots clés

Articles recommandés

Arizona en de belasting op roerende inkomsten: analyse en vooruitzichten

Bedrijfsfiets moet verplicht vermeld worden op de fiscale fiche

Het autisme van de minister van Financiën ten opzichte van ondernemerschap is bedroevend