De Jaarlijkse Taks op de Effectenrekeningen (hierna: “JTER”) is (o.a.) van toepassing op in België aangehouden effectenrekeningen, zelfs indien deze aangehouden worden door niet-inwoners.
Zowel de wetgever als de administratie hadden de mogelijke uitwerking van een dubbelbelastingverdrag erkend, zodat vermelde effectenrekeningen en hun buitenlandse titularissen alsnog niet aan deze taks onderworpen zouden worden (een beperking van de heffingsbevoegdheid van België).
Een centrale voorwaarde was uiteraard dat er een dubbelbelastingverdrag voorhanden was dat effectief ingeroepen kan worden door de titularis én dat het verdrag zich ook uitstrekte tot o.a. aspecten van vermogensbelasting.
In de administratieve FAQ werd een overzicht bijgevoegd dat per verdragsland bevestigde of België de JTER kon toepassen of niet. Deze opdeling werd gemaakt op basis van een analyse of het toepasselijke dubbelbelastingverdrag van toepassing was op vermogensbelastingen of niet. De JTER wordt voor de toepassing van dubbelbelastingverdragen zowel door de wetgever als administratie erkend als een vermogensbelasting.
Deze wijziging van het administratieve standpunt kan niet anders verklaard worden dan door de uitkomst van de arresten van het Belgische Hof van Cassatie van 25 maart 2022 (Franstalige kamer) en 21 april 2022 (Nederlandstalige kamer) m.b.t. de toepasselijkheid van het Belgisch-Luxemburgs verdrag op de Belgische Jaarlijkse Taks op de Collectieve Beleggingsinstellingen (beter bekend als de “abonnementstaks”).
Op basis van deze beide uitspraken van Cassatie, stelt de administratie dat het verdrag met Luxemburg niet kan verhinderen dat België de vermelde taks kan toepassen.
Nochtans zijn beide Cassatie uitspraken sterk vatbaar voor kritiek en blijven er verschillende argumenten en mogelijkheden bestaan om zich niet hierbij neer te leggen. De juridische strijd wordt althans verdergezet tegen deze uitspraken, waardoor de uitkomst zeker niet onbetwist is.
Desalniettemin, vertoont de discussie m.b.t. de JTER grote gelijkenissen en sterkt de Belgische administratie zich nu klaarblijkelijk met deze Cassatie arresten om ook de JTER toe te passen op Belgische effectenrekeningen van Luxemburgse inwoners en dit tegen de werking in van het dubbelbelastingverdrag met Luxemburg.
De administratie is van oordeel, in navolging van de Nederlandstalige kamer van het Hof van Cassatie, dat voor de toepassing van het dubbelbelastingverdrag er sprake zou zijn van een limitatieve lijst van betrokken belastingen, een lijst waar de JTER niet opstaat. Bijgevolg valt de toepassing van de JTER buiten het dubbelbelastingverdrag, althans volgens de administratie.
Tot voor kort kon men het verdrag met Luxemburg terugvinden in het overzicht aan de FAQ als een verdrag dat een toepassing van de JTER verhindert, maar dit is niet langer het geval.
Door een wijziging per 5 september 2022 werd het overzicht dubbelbelastingverdragen aan de FAQ gewijzigd.
De nieuwe conclusie van de Belgische administratie luidt dat het dubbelbelastingverdrag België-Luxemburg niet langer de toepassing van de JTER verhindert.
Deze wijziging van het administratieve standpunt heeft niet enkel gevolgen voor de Luxemburgse natuurlijke persoon met een in België aangehouden effectenrekening, maar vooral voor elke rechtspersoon (bv. de populaire soparfi) of enige andere instelling (bv. een Luxemburgse verzekeringsonderneming in het kader van haar tak-23 verzekeringsactiviteiten) die in België een effectenrekening aanhouden.
Hoewel het overzicht dubbelbelastingverdragen aan de FAQ aldus op 5 september 2022 werd aangepast, stellen we vast dat er nog steeds vermelding wordt gemaakt naar een toestand per 29 april 2021 en dus niet per 5 september 2022. Bijgevolg is het uitkijken of dat de administratie het gewijzigde standpunt ook niet toepasbaar wil verklaren op de eerste inmiddels verstreken referentieperiode.
In ieder geval werpt dit gewijzigde standpunt nieuwe problemen op voor de tweede referentieperiode die weldra verstrijkt op 30 september 2022.
De vraag stelt zich of de Belgische financiële instellingen, Belgische bijkantoren of erkende aansprakelijk vertegenwoordigers van buitenlandse financiële instellingen nog wel voldoende tijd zullen hebben om alsnog de nodige aanpassingen te kunnen doorvoeren en te voorzien in een tijdige informatie-, aangifte- en betalingsplicht (uiterlijk 20 december 2022 m.b.t. de tweede referentieperiode).
Gelet op het blijvende onzekere karakter van de toepasselijkheid van de JTER ten aanzien van de Luxemburgse sector, lijkt het althans sterk aangeraden om de nodige maatregelen te nemen ter vrijwaring van een terugvordering.
Voor de volledigheid wordt tenslotte vermeld dat het gewijzigde administratieve standpunt ook betrekking heeft op niet-inwoners van de volgende verdragslanden: Oostenrijk, Zweden, Hong Kong, Moldavië, Democratische Republiek Congo, Kirgizstan, Tadzjikistan en Turkmenistan.
Zie ook onze eerdere nieuwsbrief.
Bron: Tiberghien