De Programmawet van 27 december 2021 (BS 31 december 2021) voerde vanaf 1 januari 2022 in het WIB92 een nieuw expatregime in het leven, nl. de nieuwe bijzondere belastingstelsels voor ingekomen belastingplichtigen (“BBIB”) en ingekomen onderzoekers (“BBIO”). Het nieuwe regime komt in de plaats van het oude regime inzake buitenlandse kaderleden.
Het doel van het expatregime was en is nog steeds om België aantrekkelijk te maken voor buitenlandse investeerders en om gekwalificeerd personeel vanuit het buitenland naar België aan te trekken. Niettemin is de Wetgever onzorgvuldig geweest bij de bepaling van het personeel toepassingsgebied waardoor een onmisbare categorie – naar alle waarschijnlijkheid volkomen onbewust – wordt uitgesloten van dit nieuwe regime. Enkele instellingen vechten deze discriminatie nu aan bij het Grondwettelijk Hof.
Het nieuwe expatregime, zoals ingevoerd door de Programmawet van 27 december 2021, voorziet in een gunstige fiscale behandeling van de vergoedingen die een buitenlandse werknemer/bedrijfsleider verkrijgt van zijn Belgische werkgever. Het is gebaseerd op het begrip eigen kosten van de werkgever, waarbij een vergoeding tot een maximum van 30% van het bruto jaarsalaris (en een bovengrens van 90.000 EUR) ter dekking van kosten die voortvloeien uit de tewerkstelling in België, vrijgesteld is van belastingen en sociale zekerheidsbijdragen in België. Daarnaast kunnen ook bepaalde kosten apart vergoed worden (schoolkosten, verhuiskosten etc.).
Het nieuwe expatregime geldt voor twee categorieën van belastingplichtigen, enerzijds de werknemers en bedrijfsleiders wiens jaarlijkse brutobezoldiging ten minste 75.000 EUR bedraagt (de “ingekomen belastingplichtige”) en anderzijds de werknemers die minstens 80 pct. van hun tijd tewerkgesteld zijn als onderzoeker en die een relevant diploma houden of relevante beroepservaring van minstens 10 jaar hebben (de “ingekomen onderzoeker”). De betrokken werknemer of bedrijfsleider moet ofwel rechtstreeks worden aangeworven in het buitenland ofwel door een buitenlandse onderneming ter beschikking worden gesteld, teneinde in België een activiteit uit te oefenen. Enkel werknemers of bedrijfsleiders die in de loop van de 60 maanden voorafgaand aan de indiensttreding in België geen rijksinwoner zijn geweest, noch gewoond hebben binnen een afstand van 150 kilometer van de Belgische grens, noch onderworpen zijn geweest aan de belasting van niet-inwoners voor beroepsinkomsten in België, komen in aanmerking.
In hoofde van de werkgever of de vennootschap geldt als bijkomende voorwaarde dat het moet gaan om:
Het nieuwe bijzondere belastingstelsel verlaat de voorwaarde (zoals deze bestond in het vroegere regime inzake buitenlandse kaderleden) dat enkel ondernemingen die deel uitmaken van een internationale groep, wetenschappelijke onderzoekscentra en laboratoria waarvan de bedrijvigheid uitsluitend bestaat uit wetenschappelijk of technisch onderzoek in aanmerking kunnen komen als werkgever. Het voorontwerp van de Programmawet die het nieuwe stelsel invoerde, bepaalde dat enkel binnenlandse vennootschappen, Belgische inrichtingen van buitenlandse vennootschappen en vzw's in aanmerking komen, zonder dat nog aan verdere voorwaarden voldaan dient te zijn in hoofde van de werkgever. Na amendering werden ook de internationale verenigingen zonder winstoogmerk, afgekort ivzw, aan het toepassingsgebied van het nieuwe stelsel toegevoegd.
De Wetgever breidde het personeel toepassingsgebied echter slechts gedeeltelijk uit tot de non-profitsector/entiteiten. Daar waar nu ook vzw's en ivzw's (cf. artikel 1:6, § 2 WVV) van het stelsel kunnen genieten, is dit niet het geval voor (onder meer) stichtingen van openbaar nut (cf. artikel 1:7 WVV). Bij gebrek aan enige motivering noch toelichting in de voorbereidende werkzaamheden, is het onduidelijk waarom de Programmawet ter zake enkel verwijst naar artikel 1:6, §2 WVV en niet naar artikel 1:7 WVV, hoewel deze entiteiten exact dezelfde activiteiten (kunnen) uitoefenen (bv. inzake onderwijs en onderzoek).
De situatie van een vzw of een ivzw is nochtans gelijk aan deze van een stichting/instelling van openbaar nut, in het bijzonder in het licht van de (in de memorie van toelichting uitgedrukte) doelstelling van het bijzonder belastingstelsel om het Belgische werkgevers mogelijk te maken om personeel met specifieke competenties, dat soms moeilijk te vinden is op de Belgische arbeidsmarkt, aan te trekken, en daardoor hun competitiviteit zowel op nationaal als op internationaal vlak te versterken. Ook stichtingen van openbaar nut moeten om hun positie op de Belgische en internationale (onderzoeks-)markt te kunnen handhaven en versterken, personeel met specifieke competenties aantrekken uit het buitenland.
Het is in dat opzicht dat 3 instellingen van openbaar nut, Belgische pioniers op het vlak van onderwijs en onderzoek, met de hulp van het advocatenkantoor Tiberghien, een annulatieberoep hebben ingesteld bij het Grondwettelijk Hof in de mate dat het personeel toepassingsgebied van het nieuwe bijzonder belastingstelsel de vzw's en ivzw's omvat, maar niet de stichtingen/instellingen van openbaar nut. De bestreden bepalingen van het nieuwe bijzonder belastingstelsel voor ingekomen belastingplichtigen en ingekomen onderzoekers schenden immers de Grondwet, in zoverre die niet van toepassing zijn op een bepaalde categorie van personen of gevallen, in casu de stichtingen/instellingen van openbaar nut. De vastgestelde ongrondwettigheid heeft aldus geen betrekking op de bestreden bepalingen as such, maar enkel op de ontstentenis van de toepassing van dit nieuwe bijzonder belastingstelsel op de stichtingen/instellingen van openbaar nut (door het ontbreken van deze vormen in het personeel toepassingsgebied).
Het Grondwettelijk Hof zal zich bijgevolg binnenkort over deze strijdigheid moeten uitspreken. Het komt aan de Wetgever toe om een einde te maken aan de vastgestelde lacune door het nieuwe bijzonder belastingstelsel voor ingekomen belastingplichtigen en ingekomen onderzoekers ook van toepassing te maken voor o.a. de stichtingen/instellingen van openbaar nut. Door a priori stichtingen/instellingen van openbaar nut uit te sluiten van dit stelsel, hanteert de Wetgever een onderscheid dat geenszins kan worden gerechtvaardigd (en waarvoor er zelfs geen enkele motivering bestaat).
Noteer aldus dat dit annulatieberoep er geenszins toe strekt om het nieuwe expatregime te laten vernietigen – wel integendeel. Het annulatieberoep strekt er net toe om het bestaande personele toepassingsgebied te verruimen naar o.a. de stichtingen/instellingen van openbaar nut. Deze zaak is gekend bij het Grondwettelijk Hof onder het nr. 7827 en werd gepubliceerd in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van 20 juli 2022 (p. 58507).
Bron : Tiberghien Advocaten, 16 augustus 2022