Dit standpunt heeft geen betrekking op zelftests, maar gaat enkel over tests die in een ondernemingscontext worden afgenomen door de preventiediensten.
De sociale partners van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk vinden het uiterst belangrijk dat de tests voor het opsporen van COVID-19 zo gericht en efficiënt mogelijk worden ingezet. Daarom is het noodzakelijk om toegang te hebben tot meer gedetailleerde informatie over cijfers van besmettingen en clusters in de ondernemingen. Het is van het grootste belang dat deze informatie met bijhorende bronnen op de meest transparante wijze ter beschikking wordt gesteld van de Hoge Raad en van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Dit moet toelaten om op een constructieve manier samen na te denken over de best mogelijke aanpak ter bestrijding van het virus.
Tests kunnen worden ingezet in het kader van een clusterbeheer in toepassing van artikel 3, 3°, b) en c), van het koninklijk besluit van 5 januari 2021 betreffende de rol van de preventieadviseur- arbeidsarts bij de bestrijding van het coronavirus COVID-19:
“b) Werknemers voor wie de arbeidsarts oordeelt dat een test noodzakelijk is om in de onderneming een (dreigende) uitbraak onder controle te houden, in het kader van clusterbeheer;
c) Werknemers die gewoonlijk niet in België verblijven en hier slechts tijdelijk werkzaam zijn, en waarvan er minstens één symptomen vertoont of positief heeft getest op COVID-19, in het kader van clusterbeheer;”
Binnen dit wettelijk kader zou kunnen worden voorzien dat de arbeidsarts alle werknemers of een deel van de werknemers (door hem vast te stellen) op geregelde tijdstippen (bv. 2x/week) aan een (snel)test kan onderwerpen gedurende een door deze arts vast te stellen termijn (bv. 3 weken), die kan verlengd worden in functie van vastgestelde besmettingen.
Sneltests kunnen in elk geval binnen dit wettelijk kader worden ingezet bij de laagrisicocontacten, maar ook ruimer om clusterbesmettingen verder op te volgen in de bredere bedrijfspopulatie waarin de cluster zich voordoet.
Sociale partners merken op dat de procedure van Sciensano nog niet is aangepast aan deze reeds voorziene wettelijke mogelijkheid. Sciensano zal hier dus best de procedure “gebruik van snelle antigeentests in een bedrijfsomgeving” (protocol opgesteld door de RAG en gevalideerd door RMG) aanpassen om het verruimd gebruik van tests ook in de praktijk mogelijk te maken.
De maatregelen en principes zoals geformuleerd in de generieke gids ‘veilig werken’ blijven steeds het referentiepunt om de verspreiding van het virus op de werkvloer tegen te gaan. Het inzetten van tests kan in bepaalde omstandigheden naadloos aansluiten bij deze maatregelen en principes.
Op basis van onderstaande elementen van risico-inschatting zouden repetitieve tests kunnen worden ingezet die niet vertrekken van gekende besmettingen (dus niet in het kader van een clusterbeheer en zonder aanwijzingen van een actuele uitbraak) en dit uitsluitend om virusverspreiding te beperken en om de gezondheid van de werknemers te beschermen.
Dit kan ingepast worden in het bestaand wettelijk kader via art. 3, 3°, e) van het KB van 5 januari 2021, dat voorziet in een mogelijke uitbreiding van de taken van de arbeidsarts in verband met het testen van werknemers. Deze uitbreiding kan enkel gebeuren na instemming van de FOD WASO en dus ook best na overleg met de sociale partners van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk, hetgeen in de FOD WASO ook de courante praktijk is en bijdraagt aan het breed gedragen zijn van de maatregelen.
Een repetitieve test is in dat geval enkel mogelijk onder de volgende voorwaarden en met inachtneming van de wettelijke bepalingen inzake arbeidsgeneeskunde:
De arts-sociaal inspecteur van de Algemene Directie Toezicht Welzijn op het werk van de FOD WASO kan, naar aanleiding van zeer ernstige tekortkomingen door de onderneming in verband met de bestrijding van virusoverdracht, naast het opleggen van de nodige correctieve maatregelen, bijkomend de preventieadviseur-arbeidsarts verzoeken om gedurende een door deze inspecteur vastgestelde periode op geregelde tijdstippen repetitieve tests te voorzien voor op de werkvloer aanwezige personen.
Voor contactberoepen die niet als prioritaire groep in de vaccinatiestrategie werden beoogd wordt voorgesteld deze prioritair toegang te geven tot tests (bv. sneltests, speekseltests) met het oog op het testen op geregelde tijdstippen (bv. 2x/week). In de mate van het mogelijke dient het testen te gebeuren door de arbeidsarts, althans voor de werknemers. Indien dit niet mogelijk is om logistieke redenen of omdat de preventiediensten daartoe niet over voldoende personeel beschikken, en voor anderen dan werknemers (bv. zelfstandigen), moet hiervoor zeker een ander gemakkelijk toegankelijk kanaal worden gezocht. Het zou bv. kunnen gaan om testcentra of apotheken. Het testen dient in dat geval buiten het kader van de onderneming te gebeuren. In deze beroepscategorie gaat het vaak om zelfstandigen of om zeer kleine ondernemingen, wat het extra moeilijk maakt voor arbeidsartsen om hier adequaat te handelen. Een monitoring van deze contactberoepen is niettemin erg belangrijk, aangezien zeer veel wisselende en dichte contacten hier onvermijdelijk zijn, deze vaak in gesloten ruimtes plaatsvinden, en er dus algemeen genomen een zeer grote bron is van mogelijke virusverspreiding in de populatie.
De generieke gids en de sectorgidsen blijven de referentiepunten voor werkgevers en werknemers voor het nemen en toepassen van preventiemaatregelen. Het inzetten van sneltests of andere tests ontslaat de partijen niet van de verplichting om de preventiemaatregelen zoals bepaald in deze generieke gids/sectorgidsen na te leven en mag geen middel zijn om een afwijking te verkrijgen op de quarantaineverplichting. Het inzetten van tests moet steeds hand in hand gaan met een controle op de preventiemaatregelen en indien nodig een bijsturing ervan.
Om arbeidsartsen toe te laten om op de werkvloer repetitief te kunnen testen, is het van groot belang dat over alle logistieke en financiële voorwaarden duidelijkheid en uniformiteit bestaat (bv. wat met de kostprijs van het bepalen van de concrete teststrategie in de onderneming, de mogelijke compensatie van de kosten, het uitvoeren van de test door de arbeidsarts/verpleegkundige, de registratie van de gegevens, de beschermingsmiddelen, …?). Een degelijke logistieke organisatie, evenals een lage financiële drempel (tot zelfs kosteloosheid in de kleine ondernemingen) zijn zeer belangrijk om dit te kunnen doen slagen.
Een negatief testresultaat wil niet noodzakelijk zeggen dat men niet besmettelijk is. Personen met een relatief lage virale load worden niet gedetecteerd. Duiding en heldere communicatie hieromtrent zijn nodig.
De sociale partners gaan ervan uit dat de tests die in de juiste omstandigheden worden ingezet bijdragen aan het te bereiken doel.
Testkits bestemd voor het testen van werknemers moeten rechtstreeks aan arbeidsartsen worden afgeleverd. Ze mogen in geen enkel geval rechtstreeks worden bezorgd aan de werkgevers.
Er moet overleg worden gevoerd over het al dan niet registreren van sneltests met een negatief resultaat (waarbij het belangrijk lijkt dat ook tests met een negatief resultaat worden geregistreerd om onder meer de efficiëntie van de maatregel te kunnen evalueren).
Het moet duidelijk zijn wat het gevolg is van een positief testresultaat na een sneltest. Dit dient in elk geval te leiden tot quarantaine en contactopsporing (= registratie in de database).
Het gaat om een verwerking van gezondheidsgegevens, waarbij de privacy moet zijn verzekerd bij elke stap in de teststrategie. Testresultaten mogen in geen enkel geval aan de werkgever worden meegedeeld.
Arbeidsartsen moeten vlotte toegang hebben tot de gegevens van de besmettingen en tot de gegevens in verband met de reeds verstrekte vaccinaties. Dit is vooral belangrijk om te kunnen beslissen voor wie een test nuttig kan zijn.
Sneltests mogen niet enkel voorbehouden worden aan de grote ondernemingen, maar moeten ook ten goede komen aan de kleinere ondernemingen en aan zelfstandigen.
Het inzetten van sneltests maakt geen onderdeel uit van het periodiek gezondheidstoezicht: sneltests kunnen niet beschouwd worden als het resultaat van een periodieke gezondheidsbeoordeling of een aanvullende medische handeling. Het resultaat van een sneltest zegt in se immers niets over de arbeidsgeschiktheid in functie van de risico’s verbonden aan de uitvoering van het werk.
De werknemers moeten hun toestemming geven om zich te laten testen en deze moet vrijwillig worden gegeven. Daarom is het van groot belang om het doel van de tests adequaat toe te lichten.
Bron: Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg