Het Diamant Stelsel

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Vennootschapsbelasting publiceerde op 14/02/2020 de circulaire 2020/C/30.
Deze circulaire bespreekt het Diamant Stelsel zoals dat van toepassing is vanaf het aanslagjaar 2017.



Inhoudstafel

I. Inleiding
II. Gecoördineerde wetteksten
III. Bespreking

A. Algemeen
B. Toepassingsgebied
C. Fiscale bepalingen

1. Bijzonderheden

a. Forfaitaire brutomarge
b. Kosten voor de verwerking van diamanten
c. Minimale bedrijfsleidersbezoldiging
d. 'Minimum floor'-bepaling

2. Reserves

Negatief verschil tussen de forfaitair vastgestelde brutowinst en de boekhoudkundig vastgestelde brutowinst

3. Verworpen uitgaven

a. Positief verschil tussen de forfaitair vastgestelde brutowinst en de boekhoudkundig vastgestelde brutowinst
b. Niet-aftrekbare waardeverminderingen op voorraden en niet-aftrekbare kosten
c. Positief verschil tussen de referentiebezoldiging voor een bedrijfsleider en de hoogste bedrijfsleidersbezoldiging
d. Correctie in functie van het vastgestelde minimumbedrag van het netto belastbaar inkomen uit de diamanthandel

4. Aftrekken
5. Andere dan oprechte en gebruikelijke diamantverhandelingen

IV. Inwerkingtreding


I. Inleiding

1. Deze circulaire bespreekt de art. 67 tot 72 van de programmawet van 10.08.2015 (1) die het Diamant Stelsel heeft ingevoerd en de wijzigingen die daaraan werden aangebracht door de art. 94 tot 99 en 106 van de wet van 18.12.2016 (2) en de art. 109 en 110 van de wet van 17.03.2019 (3).

(1) PW 10.08.2015 (BS 18.08.2015, Ed. 2).
(2) Wet van 18.12.2016 tot regeling van de erkenning en de afbakening van crowdfunding en houdende diverse bepalingen inzake financiën (BS 20.12.2016, Ed. 3), hierna W 18.12.2016.
(3) Wet van 17.03.2019 tot aanpassing van bepaalde federale fiscale bepalingen aan het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen (BS 10.05.2019).

Die bepalingen hebben betrekking op de forfaitaire vaststelling van het belastbare resultaat van de diamanthandel van geregistreerde diamanthandelaars, op basis van de omzet uit die diamanthandel (het Diamant Stelsel genoemd) (4). De bespreking ervan beperkt zich hier tot de belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de VenB en de BNI/ven. (5).

(4) Zie art. 68, § 1, derde lid, PW 10.08.2015, zoals gewijzigd door art. 95, 2°, W 18.12.2016.
(5) Overeenkomstig art. 67, 1°, PW 10.08.2015, kan het Diamant Stelsel eveneens van toepassing zijn op natuurlijke personen.


II. Gecoördineerde wetteksten

2. Hierna worden de gecoördineerde teksten van de art. 67 tot 72, PW 10.08.2015, zoals ze van toepassing zijn na de W 18.12.2016 en de W 17.03.2019, weergegeven.


Art. 67. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :

1° geregistreerd diamanthandelaar : de natuurlijke persoon, de vennootschap of de Belgische inrichting die een commerciële activiteit uitoefent zoals omschreven in artikel 1, 4°, van het koninklijk besluit van 30 april 2004 houdende maatregelen betreffende het toezicht op de diamantsector, die geregistreerd is bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie overeenkomstig artikel 169, § 3, van de programmawet van 2 augustus 2002;


2° diamant : ongezette en geslepen diamant, ruwe diamant, industriediamant, boart, synthetische diamant, diamantpoeder, voor zover deze niet uitsluitend voor eigen gebruik bestemd zijn (goederencodes 7102 1000, 7102 2100, 7102 2900, 7102 3100, 7102 3900, 7104 2000, 7104 9000, 7105 1000);


3° diamanthandel : de aankoop en verkoop van diamanten door een geregistreerde diamanthandelaar, eventueel na ze een handelsbewerking te hebben doen ondergaan;


4° omzet uit de diamanthandel : de omzet zoals gedefinieerd in artikel 96, I.A, eerste lid, van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen (nieuw artikel 3:90.I.A., eerste lid, van het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen), voor zover verbonden aan de diamanthandel, of wat de personenbelasting betreft, vastgesteld door de optelling van de totale verkoopprijs op alle verkoop facturen van het betreffende belastbare tijdperk die betrekking hebben op de verkoop van diamant.


5° kostprijs van de verkochte diamant : de kosten, voor zover verbonden aan de diamanthandel, zoals gedefinieerd in artikel 96. II. A, eerste lid van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen (nieuw artikel 3:90.I.A., eerste lid, van het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen) en, wat de personenbelasting betreft, vastgesteld door de optelling van de inkoopfacturen van het betreffende belastbaar tijdperk die betrekking hebben op de aankoop van diamant, gecorrigeerd door de voorraadwijzigingen.


Art. 68, § 1. Onder voorbehoud van de in dit hoofdstuk omschreven afwijkingen zijn de bepalingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 van toepassing op de geregistreerde diamanthandelaars.

Met betrekking tot de geregistreerde diamanthandelaars wordt het belastbaar resultaat van de diamanthandel, uitsluitend wat de omzet uit de diamanthandel betreft, in afwijking van de artikelen 23, § 2, 1°, 183 en 235 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, berekend met in aanmerking neming van een kostprijs van de verkochte diamant die forfaitair wordt vastgesteld op basis van de omzet uit die diamanthandel.

Het stelsel dat het belastbaar resultaat voor de diamanthandel bepaalt op basis van de forfaitair vastgestelde kostprijs van de verkochte diamant, wordt het "Diamant Stelsel" genoemd.


§ 2. Wat een geregistreerd diamanthandelaar betreft die ruwe diamanten verhandelt die voortkomen uit de eigen uitbating van een diamantmijn of eigen winning van alluviale diamant, of die als verbonden vennootschap in de zin van artikel 11 van het Wetboek Vennootschappen (nieuw artikel 1:20 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen) deel uitmaakt van een vennootschapsgroep waarbinnen zich de uitbating van een diamantmijn of de winning van alluviale diamant situeert en die tussenkomt bij de verhandeling naar de markt toe van deze gewonnen diamant door middel van diamantverkopen in eigen naam, geldt de toepassing van het Diamant Stelsel met betrekking tot de verkopen van deze zelf, of binnen de vennootschapsgroep, gewonnen diamant, enkel indien deze geregistreerde diamanthandelaar voor dit stelsel opteert bij het indienen van zijn fiscale aangifte.


Een dergelijke optie geldt voor een vaste termijn van drie opeenvolgende aanslagjaren.

Art. 69. Indien de geregistreerde diamanthandelaar naast omzet gerealiseerd uit de diamanthandel eveneens inkomsten verkrijgt uit andere activiteiten of actiefbestanddelen waarop het Diamant Stelsel niet van toepassing is, moet deze handelaar voor al deze activiteiten een afzonderlijk stel rekeningen houden, op een wijze die de totale gerealiseerde omzet uit de diamanthandel op een eenduidige wijze tot uitdrukking brengt en die leidt tot een correcte toerekening aan deze andere activiteiten van de specifiek met deze activiteiten verbonden kosten.

Art. 70, § 1. Voor de geregistreerde diamanthandelaar houdt de toepassing van het Diamant Stelsel in dat het belastbaar resultaat behaald uit de diamanthandel vastgesteld wordt met in aanmerking neming van een kostprijs van de verkochte diamant gelijk aan 97,9 pct. van de omzet uit de diamanthandel.


§ 2. In afwijking van artikel 49 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, zijn in geval van de toepassing van het Diamant Stelsel de volgende beroepskosten niet aftrekbaar :

1° de waardeverminderingen op voorraden vervat in rubriek II. E van de resultatenrekening;

2° voor zover zij verband houden met de verwerking van ruwe diamant die eigendom is van de geregistreerde diamanthandelaar die deze verwerkt of laat verwerken naar geslepen diamant :

- slijperslonen;

- klooflonen;

- zaaglonen;

- kosten van chemicaliën;

- kosten voor het schuren van de schijven;

- de kosten van de molenhuur;

- afschrijvingen op machines voor de diamantbewerking;

- rentelasten betaald op leningen specifiek aangegaan ter financiering van de machines voor de diamantbewerking;

- het brutoloon van de arbeiders, met uitzondering van de lonen van de arbeiders sorteerders;

- de kosten door de eigenaar van de diamant gemaakt of gedragen voor de verwerking door derden van de door deze diamanthandelaar aangekochte ruwe diamant naar geslepen diamant.


Indien een diamantbewerker naast de verwerking van ruwe diamanten die hij houdt in eigen voorraad, tevens diamanten in voorraad gehouden door derden diamanthandelaars verwerkt, op maakloonbasis of in het kader van een andere overeenkomst van dienstverlening, dan worden de verwerkingskosten gemaakt in het kader van deze dienstverlening en de verwerkingskosten gemaakt met het oog op de verwerking van de diamant die hij houdt in eigen voorraad, opgedeeld in functie van het aantal verwerkte karaat aan geslepen diamant.


§ 3. Indien het omzetcijfer is uitgedrukt in een andere munt dan de euro, wordt deze voor de toepassing van §§ 1 en 2 omgerekend tegen de gemiddelde wisselkoers vastgesteld voor het betreffende belastbare tijdperk.


§ 4. Voor de toepassing van de personenbelasting, geldt het overeenkomstig §§ 1 en 2 vastgestelde netto resultaat als het netto beroepsinkomen uit de diamanthandel. Voor de toepassing van de vennootschapsbelasting, wordt de overeenkomstig §§ 1 en 2 vastgestelde netto resultaat opgenomen in de belastingberekening als de netto winst die voortkomt uit de diamanthandel.

Voor de toepassing van de belasting van niet-inwoners geldt het overeenkomstig §§ 1 en 2 vastgestelde netto resultaat als het netto bedrag van de samen te voegen inkomsten voor wat betreft de netto winst uit de diamanthandel.


§ 5. Wat de vaststelling van het belastbaar resultaat van een vennootschap of van een Belgische inrichting betreft, wordt het bedrag van het netto belastbaar inkomen vastgesteld met toepassing van dit artikel desgevallend verhoogd met het positieve verschil tussen de in deze paragraaf voor een bedrijfsleider bepaalde referentiebezoldiging en de ten laste van het belastbaar tijdperk genomen hoogste bedrijfsleidersbezoldiging van de vennootschap of van de Belgische inrichting opgenomen in de kosten van het belastbaar tijdperk.

Deze referentiebezoldiging wordt vastgesteld in functie van de omzet uit de diamanthandel en bedraagt :

- 19 645 EUR voor een omzet tot maximaal 1 620 720 EUR;

- 32 745 EUR voor een omzet van meer dan 1 620 720 EUR tot maximaal 8 103 595 EUR;

- 49 110 EUR voor een omzet van meer dan 8 103 595 EUR tot maximaal 16 207 190 EUR;

- 65 485 EUR voor een omzet van meer dan 16 207 190 EUR tot maximaal 32 414 380 EUR;

- 81 855 EUR voor een omzet van meer dan 32 414 380 EUR tot maximaal 48 621 570 EUR;

- 98 225 EUR voor een omzet van meer dan 48 621 570 EUR.


Voor de toepassing van dit artikel wordt onder de term "bedrijfsleider" verstaan de natuurlijke persoon die een functie uitoefent als vermeld in artikel 32, eerste lid, 1° of 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

Elke vennootschap of Belgische inrichting die is geregistreerd als diamanthandelaar, wordt geacht een bedrijfsleider te hebben zodat bij elke als diamanthandelaar geregistreerde vennootschap of Belgische inrichting eenmaal het positieve verschil tussen de referentiebezoldiging en de ten laste van het belastbaar tijdperk genomen bezoldiging wordt toegevoegd.

Als een vennootschap optreedt als bedrijfsleider van een als diamanthandelaar geregistreerde vennootschap of inrichting, wordt aan de gestelde vereiste inzake minimale bedrijfsleidersvergoeding voldaan als de geregistreerde diamanthandelaar minimaal de vereiste vergoeding betaalt aan de vennootschap of inrichting, en deze vennootschap of inrichting minimaal het bedrag van de vereiste vergoeding doorstort aan een natuurlijk persoon in wiens hoofde deze vergoeding belastbaar is als beroepsinkomen in de personenbelasting of de belasting der niet-inwoners/natuurlijke personen.

De bepalingen van artikel 178, § 3, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zijn van toepassing op de in deze paragraaf vermelde bedragen.


§ 6. Het netto belastbaar beroepsinkomen inzake de diamanthandel vastgesteld met toepassing van dit artikel bedraagt steeds minimaal 0,55 pct. van de omzet uit de diamanthandel, desgevallend verhoogd met het positieve verschil bepaald in § 5, eerste lid van dit artikel. Voor aanslagjaar 2017 wordt dit percentage van 0,55 pct eenmalig en uitsluitend vervangen door 0,65 pct.

Dit minimumbedrag aan netto belastbaar inkomen kan niet worden verminderd door de aftrek voor risicokapitaal, de aftrek van overgedragen aftrek voor risicokapitaal of de aftrek van vorige verliezen.

De vereiste gesteld in deze paragraaf is niet van toepassing indien de boekhoudkundig vastgestelde nettowinst van het belastbaar tijdperk om redenen van diefstal, faillissement van een klant of faillissement van de betrokken geregistreerde diamanthandelaar minder bedraagt dan 0,55 pct. van de omzet uit de diamanthandel.

Art. 71. De regeling voor de vaststelling van het belastbaar resultaat uit diamanthandel vervat in de artikelen 68 tot 70 is niet van toepassing op het resultaat verbonden aan de omzet waarvan de administratie op grond van concrete criteria aantoont dat deze werd gerealiseerd door middel van andere dan oprechte en gebruikelijke diamantverhandelingen.

Art. 71/1. De Koning moet minstens elke vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van het Diamant Stelsel aan de Kamer van volksvertegenwoordigers een evaluatieverslag voorleggen van de opbrengst die het Stelsel genereert teneinde de betrouwbaarheid van het percentage van de brutomarge, dat wordt bepaald door de kostprijs van de verkochte diamant als bedoeld in artikel 70, § 1, te toetsen.

Art. 72. De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking vanaf aanslagjaar 2017.

Elke wijziging die vanaf 30 maart 2015 aan de afsluitingsdatum van het boekjaar wordt aangebracht, blijft zonder uitwerking voor de toepassing van de in het eerste lid bedoelde bepalingen.


III. Bespreking
A. Algemeen

3. Het Diamant Stelsel vindt zijn oorsprong in de moeilijkheden op het vlak van de fiscale controle, meer bepaald de moeilijkheden op het vlak van enerzijds de voorraadopvolging en de verhandelingstechniek en anderzijds de voorraadwaardering (zie Parl. St., Kamer, zitting 2014-2015, DOC 54 1125/001, blz. 70 en zitting 2015-2016, DOC 54 2072/004, blz. 3-4).

Die problematiek wordt door het Diamant Stelsel ondervangen door het forfaitair bepalen van een brutomarge, meer bepaald door de kostprijs van de verkochte diamanten forfaitair te bepalen als een percentage van de omzet uit die diamanthandel (zie Parl. St., Kamer, zitting 2015-2016, DOC 54 2072/004, blz. 4) (6).

(6) Zie art. 68, § 1, tweede lid, PW 10.08.2015, zoals vervangen door art. 95, 1°, W 18.12.2016.

Het Diamant Stelsel betreft geen forfaitaire belasting van de winst. Wel houdt dit Stelsel, in afwijking van de art. 23, § 2, 1°, 183 en 235, WIB 92, de forfaitaire vaststelling in van het bruto belastbaar inkomen (zie inzonderheid Parl. St., Kamer, zitting 2015-2016, DOC 54 2072/004, blz. 2, 10 en 17). De overige boekhoudkundige en fiscale aftrekken en de daarmee verbonden fiscale regels van het WIB 92, blijven in principe van toepassing, met uitzondering van een aantal bijzondere bepalingen (zie de nrs. 8 en volgende hierna) (7).

(7) Zie art. 68, § 1, eerste lid, PW 10.08.2015.


4. Die forfaitaire vaststelling van het bruto belastbaar inkomen uit de diamanthandel sluit per definitie niet steeds de toepassing uit van de art. 26 en 185, WIB 92 (zie in die zin Parl. St., Kamer, zitting 2015-2016, DOC 54 2072/004, blz. 11). Indien bijgevolg zou blijken dat de individuele verkopen aan duidelijk te lage prijzen zouden plaatsvinden en dus niet marktconform zijn, kan die winstderving aan het belastbare resultaat nog altijd worden toegevoegd (zie mondelinge PV nr. 15.416 van Peter Vanvelthoven, Kamer, zitting 2016-2017, CRIV 54 COM 570, 18.01.2017, blz. 14-15).


B. Toepassingsgebied

5. Het toepassingsgebied van het Diamant Stelsel blijft beperkt tot de omzet uit de diamanthandel gerealiseerd in eigen naam van de geregistreerde diamanthandelaars en dat met betrekking tot hun oprechte en gebruikelijke diamantverhandelingen (zie in die zin Parl. St., Kamer, zitting 2015-2016, DOC 54 2072/004, blz. 8).

Het Diamant Stelsel is verplicht van toepassing voor de geregistreerde diamanthandelaars, ook bij een zeer beperkte omzet gerealiseerd door de diamanthandel (zie evenwel nr. 6 hierna).

Indien een geregistreerde diamanthandelaar een jaar lang niet actief is, heeft hij een omzet van 0 euro. In dat geval is er voor het betreffende belastbare tijdperk geen omzet uit de diamanthandel en kan het Diamant Stelsel niet worden toegepast (zie PV nr. 1.622 van Rob Van de Velde van 02.05.2017, Vr. en Antw., Kamer, zitting 2016-2017, 54 118, 23.05.2017, blz. 77-78).

Ter zake wordt opgemerkt dat de bepalingen inzake het Diamant Stelsel, zoals hierna wordt uiteengezet, niet van toepassing zijn op het resultaat verbonden aan de omzet waarvan de administratie op grond van concrete criteria aantoont dat die omzet werd gerealiseerd door middel van andere dan oprechte en gebruikelijke diamantverhandelingen.

Zo worden andere dan oprechte en gebruikelijke diamantverhandelingen buiten de uitoefening van een bonafide, actieve en marktconforme diamantactiviteit uitgesloten (8).

(8) Zie art. 71, PW 10.08.2015 en Parl. St., Kamer, zitting 2014-2015, DOC 54 1125/001, blz. 85 tot 88.


6. Geregistreerde diamanthandelaars die (9):

- ruwe diamanten verhandelen die voortkomen uit de eigen uitbating van een diamantmijn of eigen winning van alluviale diamant, of

- als verbonden vennootschap (10) deel uitmaken van een vennootschapsgroep waarbinnen zich de uitbating van een diamantmijn of de winning van alluviale diamant situeert en die tussenkomen bij de verhandeling naar de markt toe van die gewonnen diamant door middel van diamantverkopen in eigen naam

vallen buiten het toepassingsgebied van het Diamant Stelsel tenzij ze er zelf voor zouden kiezen bij het indienen van hun aangifte in de inkomstenbelastingen door rekening te houden met de bepalingen van het Diamant Stelsel bij het invullen ervan. Die keuze geldt dan voor een termijn van 3 opeenvolgende aanslagjaren.

(9) Zie art. 68, § 2, PW 10.08.2015.
(10) Zie art. 11 van het W.Venn. (nieuw art. 1:20 van het WVV).

Indien zo'n diamanthandelaar daarnaast zou overgaan tot de aan- en verkoop van andere ruwe of geslepen diamanten, dan zal voor de vaststelling van het belastbare resultaat met betrekking tot die andere activiteiten, het Diamant Stelsel wel van toepassing zijn.


7. Indien een geregistreerde diamanthandelaar nog inkomsten verkrijgt uit andere activiteiten of actiefbestanddelen dan de diamanthandel (dan is er sprake van gemengde activiteiten), moet die handelaar voor al die activiteiten een afzonderlijk stel rekeningen houden. Het is van belang dat de diamanthandelaar een voldoende precieze en gedetailleerde boekhouding voert die toelaat om zijn omzet en kosten op te splitsen naargelang de soort van activiteit (11).

(11) Zie art. 69, PW 10.08.2015, zoals vervangen door art. 96, W 18.12.2016.

De diamanthandelaar moet eveneens kunnen aantonen dat kosten die toegewezen worden aan de andere opbrengsten (dan de omzet uit de diamanthandel), specifiek verbonden zijn met die inkomsten. De gewone regels inzake de beroepskosten en de berekening van het belastbaar resultaat zijn hier van toepassing (zie Parl. St., Kamer, zitting 2015-2016, DOC 54 2072/004, blz. 12).


C. Fiscale bepalingen
1. Bijzonderheden
a. Forfaitaire brutomarge

8. In het kader van het Diamant Stelsel wordt de kostprijs van de verkochte goederen forfaitair bepaald op 97,9 % van de omzet uit de diamanthandel (12).

(12) Zie art. 70, § 1, PW 10.08.2015, zoals gewijzigd door art. 97, 1°, W 18.12.2016.

De betrouwbaarheid van dat percentage zal minstens elke vijf jaar worden getoetst aan de hand van de opbrengst dat het Diamant Stelsel genereert (13).

(13) Zie art. 71/1, PW 10.08.2015, zoals ingelast door art. 106, W 18.12.2016.

Het bedrag van de in de boekhouding vermelde rubriek 'Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen' (code 60, meer bepaald de rekeningen 600, 601, 604 en 609) die betrekking heeft op de diamanthandel, wordt in het kader van het Diamant Stelsel vervangen door een bedrag gelijk aan 97,9 % van de omzet uit de diamanthandel (zie Parl. St., Kamer, zitting 2015-2016, DOC 54 2072/004, blz. 4 en 8).

De bedragen in de rekeningen 602, 603, 605, 606 en 608 van code 60 worden daarbij buiten beschouwing gelaten. De omzet uit de diamanthandel wordt in de boekhouding onder de rubriek 'Omzet' (code 70) gevonden (zie Parl. St., Kamer, zitting 2014-2015, DOC 54 1125/001, blz. 76). Consignatiezendingen ('consignatie out'), die in principe niet onder die rubriek worden opgenomen, komen niet in aanmerking.

Die werkwijze resulteert m.a.w. in een forfaitaire brutomarge van 2,1 %.


9. Indien het omzetcijfer is uitgedrukt in een andere munt dan de euro, wordt het omgerekend tegen de gemiddelde wisselkoers vastgesteld voor het betreffende belastbare tijdperk (14).

(14) Zie art. 70, § 3, PW 10.08.2015.


b. Kosten voor de verwerking van diamanten

10. In geval van verwerking van ruwe diamanten, die eigendom zijn van de geregistreerde diamanthandelaar die deze verwerkt of laat verwerken, zijn de specifieke diamantverwerkingskosten fiscaal niet aftrekbaar. Die uitdrukkelijk bepaalde niet-aftrekbare kosten zijn (15):

- slijperslonen

- klooflonen

- zaaglonen

- kosten van chemicaliën

- kosten voor het schuren van de schijven

- de kosten van de molenhuur

- afschrijvingen op machines voor de diamantbewerking

- rentelasten betaald op leningen specifiek aangegaan ter financiering van de machines voor de diamantbewerking

- het brutoloon van de arbeiders, met uitzondering van de lonen van de arbeiders sorteerders

- de kosten door de eigenaar van de diamant gemaakt of gedragen voor de verwerking door derden van de door die diamanthandelaar aangekochte ruwe diamant naar geslepen diamant.


(15) Zie art. 70, § 2, eerste lid, PW 10.08.2015, zoals vervangen door art. 97, 2°, W 18.12.2016.

11. De geregistreerde diamanthandelaar kan naast de verwerking van eigen diamanten ook instaan voor de verwerking van diamanten van derden (gemengde verwerking).

De kosten voor de verwerking van diamanten van derden blijven volgens de gewone regels aftrekbaar. De wet voorziet evenwel in een opdeling (een verdeelsleutel) van de verwerkingskosten tussen de verwerking van eigen diamanten en de verwerking van diamanten van derden (16).


(16) Zie art. 70, § 2, tweede lid, PW 10.08.2015, zoals vervangen door art. 97, 2°, W 18.12.2016.


Die verdeelsleutel houdt in dat de verwerkingskosten worden verdeeld in functie van het werkvolume voor elk van beide verwerkingsactiviteiten, gemeten in karaat aan afgeleverde geslepen diamant. In dat geval heeft zo'n verdeelsleutel uitsluitend betrekking op de kosten die verbonden zijn aan de verwerking van diamanten, aangezien zij niet met zekerheid kunnen worden verbonden aan de een of andere verwerkingsactiviteit. Die verdeelsleutel kan dan ook niet worden gebruikt voor de opdeling van de andere kosten in de resultatenrekening, zoals bijvoorbeeld elektriciteit, verzekeringen en huur (zie mondelinge PV nr. 18.061 van Luk Van Biesen, Kamer, zitting 2016-2017, CRIV 54 COM 659, 10.05.2017, blz. 26-27).


c. Minimale bedrijfsleidersbezoldiging

12. Daarnaast wordt onder het Diamant Stelsel elke vennootschap of Belgische inrichting geacht een bedrijfsleider (17) te hebben en impliceert het de uitbetaling aan de bedrijfsleider van een 'gebruikelijke' bezoldiging.

Bijgevolg is er wettelijk vereist dat er een minimale bedrijfsleidersbezoldiging moet worden uitbetaald. Het forfaitair vastgestelde resultaat moet dan ook worden verhoogd met het verschil tussen (18):

- de referentiebezoldiging van de bedrijfsleider (de 'gebruikelijke' bezoldiging), en

- de ten laste van het belastbare tijdperk genomen hoogste bedrijfsleidersbezoldiging van de vennootschap of de Belgische inrichting.


(17) Zie art. 32, eerste lid, 1° of 2°, WIB 92.
(18) Zie art. 70, § 5, eerste, derde en vierde lid, PW 10.08.2015, zoals ingelast door art. 97, 4°, W 18.12.2016.


Het criterium 'minimale bedrijfsleidersbezoldiging' moet worden beoordeeld per bedrijfsleider en per vennootschap.

De basisbedragen van de jaarlijks te indexeren referentiebezoldigingen zijn (19):

- 19.645 euro voor een omzet tot maximaal 1.620.720 euro

- 32.745 euro voor een omzet van meer dan 1.620.720 euro tot maximaal 8.103.595 euro

- 49.110 euro voor een omzet van meer dan 8.103.595 euro tot maximaal 16.207.190 euro

- 65.485 euro voor een omzet van meer dan 16.207.190 euro tot maximaal 32.414.380 euro

- 81.855 euro voor een omzet van meer dan 32.414.380 euro tot maximaal 48.621.570 euro

- 98.225 euro voor een omzet van meer dan 48.621.570 euro.


(19) Zie art. 70, § 5, tweede en zesde lid, PW 10.08.2015, zoals ingelast door art. 97, 4°, W 18.12.2016.


De bedoelde referentiebezoldiging wordt niet geprorateerd wanneer de diamanthandelaar in de loop van een belastbaar tijdperk zijn diamanthandel aanvangt of beëindigt (zie eveneens PV nr. 1.622 van Rob Van de Velde van 02.05.2017, Vr. en Antw., Kamer, zitting 2016-2017, 54 118, 23.05.2017, blz. 77-78).

Wanneer het Diamant Stelsel niet van toepassing is (zie ook nr. 5 hiervoor) zal het netto belastbaar inkomen dan ook niet worden verhoogd met die minimale referentiebezoldiging.


13. Als een vennootschap optreedt als bedrijfsleider van een als diamanthandelaar geregistreerde vennootschap of Belgische inrichting, wordt aan de gestelde vereiste inzake minimale bedrijfsleidersbezoldiging voldaan als (20):

- de geregistreerde diamanthandelaar minimaal de vereiste vergoeding betaalt aan die vennootschap of inrichting, en

- die vennootschap of inrichting minimaal het bedrag van de vereiste vergoeding doorstort aan een natuurlijk persoon voor wie die vergoeding belastbaar is als beroepsinkomen in de PB of de BNI/nat.pers.


(20) Zie art. 70, § 5, vijfde lid, PW 10.08.2015, zoals ingelast door art. 97, 4°, W 18.12.2016.


Er is niet voldaan aan die vereiste wanneer die vergoeding wordt uitbetaald aan een vennootschap die het op haar beurt doorstort aan een andere vennootschap die dan die minimumvergoeding stort aan een natuurlijke persoon voor wie die vergoeding belastbaar is als beroepsinkomen in de PB of de BNI/nat.pers. In dat geval treedt de eerste vennootschap niet op als de vennootschap-bedrijfsleider van de geregistreerde diamanthandelaar, maar als een entiteit die louter tussenbeide komt bij de doorstorting van die vergoeding (zie mondelinge PV nr. 18.061 van Luk Van Biesen, Kamer, zitting 2016-2017, CRIV 54 COM 659, 10.05.2017, blz. 26-27).


d. 'Minimum floor'-bepaling

14. De wetgever heeft daarnaast voorzien dat ter zake het netto belastbaar beroepsinkomen uit de diamanthandel minimum 0,55 % van de omzet uit die handel moet bedragen (21). Voor het aanslagjaar 2017 wordt dat percentage éénmalig vervangen door 0,65 % (22).

(21) Zie art. 70, § 6, eerste lid, PW 10.08.2015, zoals ingelast door art. 97, 5°, W 18.12.2016.
(22) Zie art. 70, § 6, eerste lid, PW 10.08.2015, zoals aangevuld door art. 99, W 18.12.2016.


De vereiste van dat minimumbedrag aan netto belastbaar inkomen is niet van toepassing in de mate dat de boekhoudkundige vastgestelde nettowinst van het belastbare tijdperk om reden van diefstal, faillissement van een klant of faillissement van de betrokken geregistreerde diamanthandelaar minder bedraagt dan 0,55 % van de omzet uit de diamanthandel (23).

(23) Zie art. 70, § 6, derde lid, PW 10.08.2015, zoals ingelast door art. 97, 5°, W 18.12.2016.


2. Reserves

Negatief verschil tussen de forfaitair vastgestelde brutowinst en de boekhoudkundig vastgestelde brutowinst

15. Wanneer de forfaitair vastgestelde brutowinst minder bedraagt dan de boekhoudkundig vastgestelde brutowinst, dan wordt dat verschil in de aangifte opgenomen via een aanpassing in meer van de begintoestand van de reserves (zie in die zin de Parl. St., Kamer, zitting 2014-2015, DOC 54 1125/001, blz. 73). Immers, het uit de boekhouding voortvloeiende resultaat dat verbonden is aan de diamanthandel, wordt vervangen door het forfaitair berekende resultaat (24).

(24) Zie art. 70, § 4, PW 10.8.2015.


3. Verworpen uitgaven

a. Positief verschil tussen de forfaitair vastgestelde brutowinst en de boekhoudkundig vastgestelde brutowinst

16. Wanneer de forfaitair vastgestelde brutowinst meer bedraagt dan de boekhoudkundig vastgestelde brutowinst, dan moet dat verschil onder de verworpen uitgaven worden opgenomen (zie in die zin de Parl. St., Kamer, zitting 2014-2015, DOC 54 1125/001, blz. 73). Die werkwijze vloeit eveneens voort uit het feit dat het uit de boekhouding voortvloeiende resultaat dat verbonden is aan de diamanthandel, wordt vervangen door het forfaitair berekende resultaat (zie eveneens nr. 15 hiervoor).


b. Niet-aftrekbare waardeverminderingen op voorraden en niet-aftrekbare kosten

17. Om ervoor te zorgen dat de voorraadwaarderingen werkelijk zonder invloed blijven op de vaststelling van het belastbare resultaat, heeft de wetgever ervoor gekozen om de waardeverminderingen op voorraden op te nemen onder de verworpen uitgaven (zie eveneens Parl. St., Kamer, zitting 2015-2016, DOC 54 2072/004, blz. 18).

Naast de waardeverminderingen op voorraden, vervat in rubriek II. E (rekening 631) van de resultatenrekening, zijn de specifieke diamantverwerkingskosten (zie eveneens nr. 10 hiervoor) niet aftrekbaar en moeten ze worden opgenomen onder de verworpen uitgaven.


c. Positief verschil tussen de referentiebezoldiging voor een bedrijfsleider en de hoogste bedrijfsleidersbezoldiging

18. Het Diamant Stelsel vereist dat minstens één bedrijfsleider een minimale bedrijfsleidersbezoldiging krijgt (zie eveneens nr. 12 hiervoor).

19. Het positieve verschil tussen:

- de referentiebezoldiging voor een bedrijfsleider, en

- de ten laste van het belastbare tijdperk genomen hoogste bedrijfsleidersbezoldiging van de vennootschap of de Belgische inrichting

moet worden opgenomen onder de verworpen uitgaven.

Zowel het netto belastbaar inkomen, berekend op basis van de forfaitaire brutomarge, als het minimumbedrag van het netto belastbaar inkomen van 0,55 % moeten, in voorkomend geval, worden verhoogd met 'een tekort aan bedrijfsleidersbezoldiging' (zie Parl. St., Kamer, zitting 2015-2016, DOC 54 2072/004, blz. 17).


d. Correctie in functie van het vastgestelde minimumbedrag van het netto belastbaar inkomen uit de diamanthandel

20. Wanneer het netto belastbaar beroepsinkomen uit de diamanthandel minder bedraagt dan 0,55 % (25) van de omzet uit de diamanthandel, wordt dat verschil onder de verworpen uitgaven opgenomen.

(25) Voor het aanslagjaar 2017 is dat evenwel 0,65 %.


4. Aftrekken

21. Aangezien het Diamant Stelsel het bruto belastbaar inkomen vaststelt, blijven voor het overige alle bepalingen van het WIB 92 van toepassing, tenzij er uitdrukkelijk wordt van afgeweken (26). Bijgevolg blijven in principe alle bepalingen inzake de aftrek van de beroepskosten (27) en de andere boekhoudkundige en fiscale aftrekken, en de daarmee verbonden fiscale regels, behouden (zie Parl. St., Kamer, zitting 2015-2016, DOC 54 2072/004, blz. 2, 10 en 17).


(26) Zie art. 68, § 1, eerste lid, PW 10.08.2015.
(27) Met uitzondering uiteraard van de waardeverminderingen op voorraden en de specifieke diamantverwerkingskosten die fiscaal niet aftrekbaar zijn (zie eveneens nr. 17 hiervoor).


In geval van gemengde activiteiten zal de aftrek voor risicokapitaal worden verdeeld op basis van de omzet van de verschillende activiteiten (zie PV nr. 1.622 van Rob Van de Velde van 02.05.2017, Vr. en Antw., Kamer, zitting 2016-2017, 54 118, 23.05.2017, blz. 77-78).

De aandacht wordt er ten slotte op gevestigd dat het minimumbedrag van het netto belastbaar beroepsinkomen niet kan worden verminderd door (28):

- de aftrek voor risicokapitaal

- de aftrek van vorige verliezen, en

- de aftrek voor risicokapitaal dat werd overgedragen van de vorige belastbare tijdperken.


(28) Zie art. 70, § 6, tweede lid, PW 10.08.2015, zoals ingelast door art. 97, 5°, W 18.12.2016.


5. Andere dan oprechte en gebruikelijke diamantverhandelingen

22. De bepalingen voor de vaststelling van het belastbare resultaat uit de diamanthandel (29) zijn niet van toepassing ingeval het werd gerealiseerd door middel van andere dan oprechte en gebruikelijke diamantverhandelingen.

(29) Zie de art. 68 tot 71, PW 10.08.2015 en de art. 95 tot 97 en 99, W 18.12.2016.


De vaststelling van het belastbare resultaat uit die verrichtingen gebeurt op basis van de normale regels inzake VenB. De bedragen die ermee verband houden, komen bijgevolg niet in aanmerking voor de vaststelling van het belastbare resultaat in de VenB in het kader van het Diamant Stelsel.


IV. Inwerkingtreding

23. De voormelde bepalingen treden in werking vanaf het aanslagjaar 2017 (30).


(30) Zie art. 72, eerste lid, PW 10.08.2015, zoals vervangen door art. 98, 1°, W 18.12.2016.

Elke wijziging die vanaf 30.03.2015 aan de afsluitingsdatum van het boekjaar wordt aangebracht, blijft zonder uitwerking voor de toepassing van de voormelde bepalingen (31).

(31) Zie art. 72, derde lid, PW 10.08.2015.


NAMENS DE MINISTER:
Voor de Administrateur-generaal van de Fiscaliteit,

Danny DELVAUX
Adviseur-generaal

Interne ref.: 711.607


Bron: Fisconetplus

Mots clés

Articles recommandés

Circulaire 2024/C/70 betreffende de taks op de beursverrichtingen

Circulaire 2024/C/69 over het belastingstelsel voor de verdeling van papieren publicaties

Transparantie van multinationals: publieke land-per-land rapportage